98
rekenen. De oorlog had in dit gedeelte van Indië niet
meer het karakter van een militairen opstandmaar was
langzamerhand in een nationalen strijd overgegaan. Al
waren de voorname Indische dynastiën', de Nizam van
HaïderabadScindia te Gwalior en Holkar te Indore aan
de zaak der Engelschen trouw gebleven, van den anderen
kant vonden de laatsten onverzoenlijke vijanden in de van
hun eigendommen beroofde vorsten en in de krijgshaftige
volksstammen van hot land. De opstandelingen hadden
zich de lessen der ondervinding niet ten nutte gemaakt
en in hun oog wasdoor den val van Dehli en de behaal
de voordeelen te Lucknow, het overwicht der geregelde
Europeesche legers al zijn deze ook klein in aantal
tegenover hun talrijke, ongeordende scharen nog vol
strekt niet bewezen. Door de godsdienstige en oorlog
zuchtige neigingen der inwoners gesteund, wijdden zoowel
hoofden als soldaten zich aan de nationale zaak met
een ijver, die meermalen tot heldhaftige opofferingen aan
leiding gaf. Laat ons er evenwel bijvoegen dat Tantia
Topieen der voornaamste raadslieden van den Nana
en de Kani van Jansidie in de eerste plaats de leiding
van den tegenstand in handen hadden, een geestkracht
en krijgskundige bekwaamheden toonden, waarmede de
oude inlandsche officieren van het Bengaalsche leger
aan wie de koning van Dehli het bevel van zijn leger
had toevertrouwdniet bedeeld waren.
De leiding der militaire operatiën die het land tot rust
moesten brengen en de gewapende benden en in op
stand gekomen regimenten van Middel-Indië naar den Gan
ges moesten terugwerpen, was, zooals reeds gezegd is, aan
een met Indië onbekenden veldheer toevertrouwd. Men heeft
bij de voorafgegane gebeurtenissen in de legers en raad
zalen der Engelschen mannen zien schitteren, krijgs- en
staatslieden, die eerst na een langdurigen loopbaan hun