114 geringste beproefd werd, om zulks tegen te gaanMen beweert deswegen nietdat de landing ten eenenmale belet had kunnen worden; de ondervinding lieeft be wezen, dat dit bijna ondoenlijk is, vooral wanneer de aanvaller de overm'agt van oorlogschepen en troepen heeftdoch men had het aan den wal brengen der troe pen met verder toebehooren zoo veel doenlijk moeten verhinderen, en voornamelijkomdat de schepen, uit hoofde van ondiepten en moerassen, de landingsbooten niet genoeg met huil vuur zouden hebben kunnen onder steunen, en ten andere, omdat hunne troepen door het terrein bepaald gedwongen werden, zich op eene kleine uitgestrektheid gronds te bewegen, enzoovoorts. Het was in deze slechte stelling, dat men den vijand zonder ge vaar (en volgens den eenigen regel) had belmoren te noodzaken, eenigen tijd te moeten verblijven; op eene plaats, omringd door vuile en dampige moerassen, konde hij niet dan langs het moeijelijlce strand en uit drie smal le toegangen de vlakten bereiken, welke punten alsdan door de armée bezet hadden kunnen worden, nadat men aan de landing alle hinderpalen had toegebragt. Vier ba- taillons Infanterie van linie, een bataillon Jagers, ander halve batterij rijdende Artillerie en de helft der Kavalle- Eene vloot om de vijandelijke te wederstaal!was er niet. Op het laatst van 1806 gingen de laatste oorlogsschepen ter recdo van Batavia door het onbegrijpelijk gedrag van den admiraal Wartsinch verlorendie ze zonder eenige verdediging van beteekenis liet verbranden of aan de Engelsehen van het eskader van Pellew overgaf, flartsinck zoude bij zijne terugkomst in Nederland op hoog bevel dadelijk in arrest moeten worden genomen, hetgeen door zijn dood werd voorkomen. Zie het oordeel over het gedrag onzer zeemacht bij die gelegenheid in de me moires van een tijdgenoot, die zich toen te Batavia bevond: „Herin neringen uit het openbare en bijzondere leven (1799 - 1858) van Mr. H. G, Baron Nahuijs van Burgst". 's Bosch, Gebr. Muller, 1858. N.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 119