118 nen geven en tevens om het voorfront te dekken. Tot het zelfde einde werden mede een zwakke post over de slokkan, op den weg naar kampong Barolen een andere dito aan de overzijde der rivier, achter kampong Malaijoe (de eerste tegen het strand en de laatste tegen Tanah- abang) uitgesteld. De vijand, zich door ververschingen als anderszins hersteld hebbende, trok den 9en en 10en op Rijswijk en Weltevreden aan, alwaar hij ongehinderd in het bezit van de schoone kazernes, de stallen en het hos pitaal geraakte; stellende vervolgens van daar zijne pos ten op den weg naar Meester-Cornells en te Tandh-abung uit. "Volgens de getuigenis van den Chef van don Algemee- nen staf der Britsche armee, bestond deze gelande magt uit omstreeks 11500 man Infanterie, waaronder de groot ste helft Sepoijs, twee eskadrons Dragonders, eene batterij rijdende Artillerie, benevens nog eenige kompagniën Ar tillerie te voet. (Men zie hier achter onder de bijlagen eenen algemeenen staat van de vijandelijke magt, zoo naauw- keurig als dezelve te bekomen geweest is.) De vijand, min of meer onderrigt van de gemaakte toe bereidselen ten onzent, tijdens de Generaal Daendels er was, zoo was er door hem in vele en onderscheidene be hoeften voorzien, en, behalve het belegerings-, worp- en veldgeschut, Congrevische vuurpijlen, en beddingen, had hij ook nog verschillende middelen van transport mede gevoerd, hetwelk echter gedeeltelijk onnoodig werd, alzoo de order van Daendels betrekkelijk het naar de bovenlan den zenden der paarden, buffels, enzoovoorts, zoo mede aangaande de booten en praauwen op de rivieren, en ein delijk het storten van den voorraad van drinkwater, niet in zijn geheel wierd nagekomen. Met de ontscheping van alle deze artikelenzoo wel als met de verdere voorbereidselen gereed zijnde, deed Lord MintoGouverneur-Generaal der bezittingen van Zijne Brit-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 123