130 - èene ijverige studie van de Atjeli-zaak lieeft gemaakt en dus van meening kon zijnbevoegd te wezen tot oordeelen. Het ligt echter niet in onze bedoelinghet geschrevene in zijn geheel te volgen of te beoordeelenom een billijk oordeel te kunnen vellen over de voor Atjeh meest wen- schelijke staatkundedient men in het bezit te zijn van alle gegevens, welke tot dus verre de Indische Regeeiing in Hare besluiten hebben geleid. Wat de algemeene kwestie betreft of de „agressieve politiek", dan wel de politiek van afwachting en verzoening had moeten worden gevolgd zoo willen wij ons dan ook bepalen tot de opmerking, dat de schrijver ons niet heeft kunnen o\ei- tuigen, dat „edelmoedigheid en vredelievendheid" in Atjeh betere uitkomsten zouden moeten geven dan „het zwaard en het vuur"voor zoover zich de Atjeher tot dus verre heeft doen kennen, ziet hij slechts zwakheid in hetgeen wij uit lankmoedigheid of als gevolg eener verzoenende staatkunde hebben gedaanen eene verwijzing naar het- geen bij den Javaan of bij andere volkeren van den In- dischen archipel vroeger door het stelsel van edelmoedig heid en vredelievendheid is verkregen, schijnt ons hier van weinig nut. De geschiedenis toch van het oblige Indië kan ten opzichte van Atjeh geen richtsnoer voor onze daden zijnwant geen volk van den Archipel evenaart den Atjeher in strijdlust en doodsverachtingvechten was voor een groot deel der bevolkingook voor onze komst en vestigingom zoo te zeggen dagelijksch werk. Ge heel anders is het karakter b. v. van den Javaan; deze, zachtmoedig van aardzou bij een oorlog door welwillend heid te winnen zijnde Atjeher de ondervinding be wees dit o. i. reeds lang nimmer. De schrijver wijst op het groot aantal millioenen, wel ke de Atjeh-oorlog verslindt, als gevolg der „agressieve politiek". Ook dit zijn wij niet met hem eens. Het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 135