139 de hevige in Atjeh voorkomende aardbevingen in hout de aangewezene. Wat nu betreft de inrichting van den Kraton en zijne omgeving tot permanente hoofdvestiging in Atjeh, zoo dient er in de eerste plaats de aandacht op te worden gevestigddat genoemde sterktetoen zij in onze handen viel, in alle opzichten de kenmerken van eene gezonde plaats miste. Binnen den Kraton was slechts een klein gedeelte bandjirvrij het overige liep zelfs bij zware regens dade lijk onder water. De wallen en vooral de hooge bam- boe-doeriehaag op den berm beletten eene behoorlijke lucht- ververschingzij waren omgeven door stinkende grachten en poelen. Binnen de enceinte waren lijken begraven ge worden. Yoor logies geschikte gebouwen vond men er niet. Achtervolgend heeft men nu de bamboe-doeriehaag ver laagd, waarna deze is gaan kwijnen en later geene defen sieve waarde meer had, zoodat zij moest worden opge ruimdde wallen gedeeltelijk afgegraven en door stevige houten palissadeeringen, met bastions op de hoeken, ver vangen den door de afgraving beschikbaar komenden grond gebezigd tot aanvulling van moerassenhet terrein binnen de wallen grootendeels opgehoogd met per spoorweg aan gevoerd duinzand; en, op dat terrein, permanent houten logies fgeheel van djati- of teakhout, op steenen neuten en met sierappen daken) opgericht voor een bataillon infan terie, eene kompagnie bergartillerie, eene kompagnie ves tingartillerie, het subsistentenkader, de cavalerie en de geniewerklieden en voor de noodige officieren van de troe pen en de staven. Verder verrezen er magazijnen voor de militaire administratie en de artillerie, benevens wacht- en bureaulocalen; zoodat men thans kan zeggen, dat onze defi nitieve vestiging te Kotta Radja hare voltooiing nadert. Hetzelfde is het geval te Olehleh, waar permanente

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 144