142
betreft, deze kan bezwaarlijk te groot worden geacht, nu,
ook bij de kleinste troepensterkte in Groot-Atjeh, het
aantal zieken steeds meer dan 1000 bedroeg. Daalt dit
aantal tot 600dan is het hospitaal nog niet te groot,
want vooral bij eene in hout gebouwde ziekeninrichting
is het volgens de eisclien der gezondheidsleer bepaald noo-
dig, dat de zalen achtereenvolgend ledig kunnen staan
en er alzoo verwisselzalen beschikbaar zijn. En wanneer
het ziektecijfer nog lager daalt, dau kan een gedeelte der
hospitaalzalen worden bestemd tot huisvesting van het
hospitaalpersoneel, waarvoor, met het oog hierop, thans
geen permanent logies wordt gebouwd.
De voor het hospitaal aangenomen bouwtrant is: ge
metselde voetstukkenhouten of escozijnsche steenen vloe
ren boven bandjirpeil, houten geraamten en omwanding,
en sierappen daken.
Doorgaande nokventilatie waarborgt, in verband met de
deur- en raamopeningen en de ruime hoogte der zalen, steeds
eene voldoende luchtverversching, en er bestaat wel geen
twijfel, of het hospitaal op zich zelf zal een uitstekend
ziekengesticht zijn.
De vraag, of men ditzelfde doel op min kostbare wijze,
b. v. door het gebruik van bamboe, had kunnen bereiken,
moet bepaaldelijk ontkennend worden beantwoord. Af
gescheiden van de omstandigheid, dat bamboe in Atjeh,
zooals boven gezegd, zeer hoog in prijs en de bamboe-
constructiën derhalve, zoo in eersten aanleg als in onder"
houd, hoogst kostbaar zijn, zouden geheele zalen van dat
materiaal tal van nadeel en hebben. Wegens de zware
bandjirs moeten de vloeren 1 meter en meer boven het
terrein verheven zijn; voor de behoorlijke luchtverver
sching moeten de zalen voldoende hoogte erlangen. Zoo
wel luchtverversching als droge vloeren behooren, vooral
in een hospitaal, tot de eerste eisclien; en het zou eene