160 geconstateerdom onze veldartillerie met een meer beweeg baar schietgestel en een vuurmond van grootere vuuruit- werking te bewapenen. Na langdurige correspondentie over dit onderwerp werden eindelijk in 1875 twee bronzen Oostenrijlcsche voorlaadkanonnen van 8cm en twee bronzen Italiaansdie achterlaadkanonnen van 7cm,5 met de noodige munitiën ter beproeving uitgezonden. In 1875 liep nog de proef met het Oostenrijksche kanon afdie met het Italiaansche kanon duurde echter langer. Niet alleen moest de vuuruitwerking vergeleken worden met die van het kanon van 8cm (Ind. en Oost. model) maar tevens worden beproefd of onze veldaffuiten tegen die vuuruitwerking bestand waren. Toch was het dringend noodzakelijk, in 1877 tot eene beslissing te komen, want ons veldkanon, dat in 1872 weinig bevredigend genoemd werd, was na den verbazen- den vooruitgang der techniek in 1877 onbruikbaar geworden. De hier genomen proeven hadden het volgende geleerd Het Oostenrijksdie voorlaadkanon, waarvan de vuuruit werking weinig van die van onzen 8cm verschilde, kon buiten beschouwing blijven. Het Italiaansdie kanon had beter voldaan, de vuuruit werking was uitstekend, maar het brons moet als geschut- metaal voor achterlaad-veldkanonnen worden afgekeurd. Tot die zelfde ondervinding was men in de meeste landen van Europa ook gekomen. De Hollandsdie veld artillerie was wel is waar met een bronzen achterlaad- kanon bewapendmaar ik meendat de ondervinding met dien vuurmond opgedaan, reeds lang het doodvonnis over het brons heeft doen uitspreken. Geen Hollandsdie ar tillerieofficier zal dan ook brons achterlaadgeschut voor de Indische artillerie aanbevelen. In Oosterijk was Generaal Uchatius geslaagd om door eene andere gietmethode en het zamenpersen der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 165