166 Ligt het nu niet voor de hand. dat de niet goed inge lichte lezer uit deze woorden de veronderstelling maakt, dat dus thans minstens 20 pCt. van de „wachtmeesters dei' veldartillerie" in stap wel van hun paard vallen, en was het noodzakelijk om, zonder voldoende kennis van zaken, zulke gevolgtrekkingen in het leven te roepen? Heeft kapitein B. zich tijdeus zijn verblijf in Atjeh ooit van de rijkunst der stukskommandanten overtuigd is hem toeu werkelijk gebleken, dat die zoo treurig was; hebben hem ook Indische artillerieofficieren verteld, dat het kader nog voortdurend achteruit o-i1)0-p Ik beaam, dat er eeu tijd geweest is, dat men door het gebrek aan kader, 11a de gevoelige verliezen in 1873 en 1874 in Atjeh geleden, met de gestelde eischen de hand moest lichten, maar sedert is daarin dank zij de kader scholen verbetering gekomen. De onderofficieren der batterijen zijn nog verre van volmaakt; toch vervullen zij, voor het meerendeel, vooral te velde, uitstekend hun plicht. De stukskommandanten mijner batterij in Atjeh waren allen berekend voor hunne taak, en allen kon ik het overbrengen van een bericht, enz., aan den kolonne- kommandant opdragen. Dit werd wel soms te wild, in flinken galop door de sawah's en over de galangan's'ge- daan, maar nimmer kwam het voor, dat het paard door ging of de ruiter viel. Wanneer B. wel eeus door eene modderige sawah, met dicht bij elkaar gelegen galangan's, heeft gegaloppeerd, dan weet hijdat hiertoe wel eenigc rijkunst behoort. In het vuur waren die stukskomman danten, even als de kanonniers, kalm, en verrichtten zij hun ne functiën op de zelfde wijze als op het exercitieterrein. De Indische officieren stellen hoogen prijs op de sym pathie en de daadwerkelijke hulp, die zij van de collega's van het Nederlandsche legér mochten onderviuden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 171