181
Artikel 8. A. O. 1864, No. 21. Zie (later) do aantee-
kening bij artikel 86 der Rechtspleging voor de land
macht.
Artikel 11. A. O. 1849, No. 9, 4. Den Chefs van
wapens en korpsen wordt nadrukkelijk aanbevolen, zich
zorgvuldig te onthouden van de afdoening en correctie van
zaken, die uit haren aard niet volgens het Reglement van
krijgstucht, maar volgens het Crimineel wetboek moeten
worden gestraft. Zie ook A. O. 1875, No. 41.
Artikel 12. A O. 1866, No. 21. Na afloop van een
korpsonderzoek en alvorens de informatiën, bedoeld bij de
art. 19 en 35 R. L., te doen nemen door den plaatselijk-
militairen kommandant (indien deze namelijk mede van
oordeel is, dat rechtsvervolging behoort te worden ingesteld)
worden de klacht en verdere stukken van eerstgenoemd
onderzoek, door tusschenkomst van den gewestelijk-militairen
kommandant, in handen gesteld van den auditeur-militair
tot het uitbrengen van advies. Zie A. O. 1832, No. 2, 3.
Artikel 13. Circulaire van den Advocaat-Fiscaal dd. 21
Juli, 1871. De militaire rechter is uitsluitend de bevoegde»
zoo lang de militair in dienst is, behoudens de gevallen,
voorzien bij art. 13 en 14 C. W., en dus ook ten opzichte
van misdrijven, gepleegd vóór de indiensttreding van den
militairdoch de bevoegdheid van den militairen rechter houdt
daarentegen opbehoudens het geval bij art. 4 C. W. voorzien,
zoodra de militair de dienst verlaten heeft.
Artikel 15 t/m 18. A. O. 1874, No. 10.
I. Een gearresteerde, die zich over zijn arresten een
gestrafte die zich over de hem opgelegde straf bezwaard
achtis verplicht daarover zijne klachten eerst in te brengen
bij den chef, die onmiddelijk gesteld is boven dengene, die
het arrest of de straf heeft bevolen, en in geval hij door
dezen wordt afgewezen, kan hij zelfs verzoekendat de zaak
door den krijgsraad worde onderzocht. Deze klachten kunnen
door den gearresteerde onmiddelijk na zijne arrestatie, en dooi
den gestrafte na het ondergaan der geheele straf worden
ingebracht. Drie maal vier en twintig uren na zijne arrestatie