188
rle werk, omtrent den uitslag dor handelingen van Frederïk
den Groote, gedurende den zevenjarigen oorlog, in vergelijk met
dien door Karei XII verkregen, hebben geene betrekking op
de Atjehers en op onze aanvoerders tegenover eene onbeschaafde
tegenpartij. Dit is ook het geval, inet hetgeen uit de ge
schiedenissen van den oorlog op Java, geschreven door Weitzel
en Hageman, wordt medegedeelddit zal beaamd moeten
worden, wanneer men slechts de vorige en volgende bladzijden
in die werken leest. En wat De Waal in zijne „Indische fi
nanciën zegt van den Javaschen oorlog omtrent den kleinen
man, den landman, kan toch van geen Atjeher worden gemeld
Hoewel tegen courantenartikels, en niet geheel ten onrechte,
woidt te velde getrokken, zoo meet de schrijver toch breedvoerig
uit, wat hem in de maileditie van het „Bataviaasch Handelsblad"
van 9, 12 en 21 Augustus is onder de oogen gekomen, omdat
die artikels grootendeels met zijne denkbeelden overeenkomen.
Maar zal hij ook instemmen met hetgeen de redacteur van
die courant omtrent de onderwerping van Habib heeft geschre
ven, of met hem de onderwerping der 22 Moekim's eene
utopie blijven noemen
De schrijver verklaart niet te begrijpen, dat het volksge
weten niet wakker is geworden bij het bekend worden dei-
verwoestingen, welke in Atjeh door den oorlog zijn aangericht;
maar hij schijnt niet te weten of te willen weten, dat de
gevolgen dier verwoestingen van veel minder beteekenis zijn,
dan wat in de Europeesche oorlogen der meest beschaafde na
tiën wordt ondervonden. Dat de onkosten door het bezetten
van eenige kustplaatsen 42 maal zooveel bedragen als het
geen door de bevolking aan hasil wordt opgebracht, is ook van
toepassing op de vele lastposten, welke wij in Indië bezet
houden, en waartoe de Indische politiek ons dwingt. Brand
schatting (bl. 48) was uitvoerbaar in den opstand ter westkust
van Sumatra, maar is dit niet in Atjeh. Daar toch zijn, naar
onze meening, alleen represailles mogelijk. Deze worden ook
door het volkenrecht als oorlogsgebruik erkend tegenover een
vijand als den Atjeher. Zeer weinigen zullen het eens zijn
met hetgeen de S. verklaart omtrent de gezondheid en tactische