196 matiger en eenvoudiger. Bij aanhalingen uit liet nieuwe voorschrift zullen nu phrasen moeten worden gebezigd als deze: „voorgeschreven bij 7, A, 2e afdeeling, 2C deel, van het voorschrift, enz.", hetgeen de beknoptheid niet kan bevorderen. De D afdeeling van het 1" deel de wapenen en de verdere wapenuitrusting vangt aan met de woorden: „tot de wapenuitrusting belmoren", enz. Of de titel der afdeeling of de aanhef is oneigenaardig. De onderschei ding in wapenen en wapenuitrustingeenmaal aangeno men, moest ook consequent zijn doorgevoerd, en alzoo met eene beschrijving van het eerstgenoemde zijn be gonnen. Yeel wat in 1 tot de wapenuitrusting wordt gere kend, heet in 3 weder het foebehooren van het geweer. Het is niet juist wat 1 voorschrijft, dat tot de uitrus ting per man behoort: een geweer, enz. Immers de sergean ten-majoor en de tamboers en hoornblazers zijn niet met een geweer bewapend. De aanvang der 2° alinea dezer doet de onjuistheid uitkomen, De uitdrukking: „een kap- of zaagmes [voor eiken escouadekommandant]" geeft aanleiding tot misverstand. 2 van het voorschrift is, vooral met het oog op het onderwijs in wat de wapenen, enz. betreft bij de korpsen, [zie de inleiding] veel te uitgebreid. Wel is het voor schrift in algemeenen zin ook voor officieren en inrich tingen van onderwijs bestemd, doch deze kunnen niet volstaan met den inhoud en moeten min of meer uitge breider werken over draagbare wapenen raadplegen of bezigen. Yan onderofficieren en korporaals daarentegen, kan eene kennis van de deelen des geweers, in 2 ge noemd, niet gevorderd worden en zal door hen ook nim mer kunnen worden verkregen. Yu zegt de inleiding wel, dat aan onderofficieren en korporaals alleen de zakelijke inhoud van het geheele voorschrift moet worden onder-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 201