197 wezen, doch het kader is niet ontwikkeld genoeg 0111 het zakelijke [sicj van het niet-zakelijke [ondervloedige Y\ te scheiden. Bij theoriën over het voorschrift zal dus door de officieren moeten worden aangegeven, wat wel en wat niet in het geheugen moet worden opgenomen, en dit zal geheel van de persoonlijke inzichten van de officieren af hangen. Alsdan wordt de hierbedoelde geen leid draad voor het kader. Tracht men daarentegen den ge- heelen inhoud aan het kader inteprenten, dan zal dit al leen kunnen geschieden ten koste van veel dat méér nood zakelijk onderwezen en door het kader gekend moet worden. Menig onderofficier en korporaal zal. afgeschrikt dooi de lange lijst van deelen en onderdeelen, waarin hij geen houvast of rustpunt ziet, niet eens trachten, zich die be namingen in het geheugen te prenten en het aan zijne meerderen overlaten om er hem zooveel van intepompen als zijn herinneringsvermogen dragen lean. Met eenige wijziging zou de samenstelling van het ge weer, opgenomen in de 1 t/m 8 van het „Beknopt voorschrift" kunnen zijn behouden en daardoor het nieuwe voorschrift beter voor het kader geschikt zijn. De vóórlaatste alinea van 2 behoort eigenaardiger tot de welke meer bepaald de inrichting en het ge bruik van het vizier behandelen [99 t/m 102] terwijl het slot, als behelzende eene bepaling betreffende het brui- neerenniet op zijne plaats en zelfs door den inhoud van 24 geheel overbodig is. In de 3 en 4 is het zakelijke min of meer begraven onder veel, dat gevoegelijk achterwege had kunnen blijven. Dat bijv. het oliefleschje is vervaardigd van composi tie, de slotborstel van varkenshaar, de drijf hamer van sonokling en djatihout, de tromriem van zeemkoeleder, is volstrekt van geen belang voor hen, die deze voorwer pen niet behoeven aan te maken. Wanneer duidelijk ware

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 202