202 -
In 20 wordt gesproken van geweren i-n dienst bij
de Infanterie; aangezien het voorschrift uitsluitend voor
de Infanterie is gemaakt, bestaat hier eene overbodigheid;
uit den zin zou men verder kunnen opmakendat gren
del en lade niet tot het geweer behooren.
Met het inwendig vernissen der lade 21 wordt
natuurlijk bedoeldhet vernissen van de inlatingenge
noemd in 43.
De 23 in 24 zijn alweder met het oog op het
onderricht aan kader en manschappenzie voorts 35
niet zorgvuldig geredigeerd en zonder behoorlijk verband
op drie verschillende plaatsen bijv. worden deelen van
den loop genoemd. Wat over de inkeepingen van het
vizier in 24 wordt voorgeschreven, behoort bepaaldelijk
iu 26 voor te komen. De volgende of eene soortgelijke
redactie komt doelmatiger voor.
23. Behoudens het bepaalde in 41 omtrent den
grendelmoeten, in 't algemeen, alle ijzeren en stalen deelen,
welke bij het ineengezet geweer zichtbaar zijnworden
gebruineerd; de loop met staartstuk echter over het ge-
heele uitwendige oppervlakvoor zoover daarop in 2 4
geene uitzondering is gemaakt.
24. Behalve den grendel mogen niet worden gebrui
neerd
van den loop met staartstukde wanden der verti
cale en der boogvormige insnijding voor den grendel
en het steunvlak, de monding, de opstaande vleugels van
het vizier, de onderzijde met stift van de palveer, de
trekkerveer met schroef en liet gedeelte van den trekker,
dat niet tusschen den beugel komt;
van het beslagde bandveerstiften en de moeren en
draden der schroeven
van den ontlaadstokde schroefdraad.
De bedoeling van 33 is weder niet duidelijk; letter-