212 batterij bleef steeds met het vuur aanhouden, hetwelk men van onze zijde rijkelijk beantwoordde, terwijl er te vens, uit vreeze van nutteloos verlies, order gegeven wierd, om de ligging der troepen, die niet in dienst warente veranderende redoutes en overige posten wier don goed bezet, waarna de Infanterie, de rijdende Artil lerie en het regiment Dragonders zich nabij liet achter front, buiten het bereik van het vijandelijke geschut, zoo goed doenlijk legerden. De vijand, het gevaar gezien hebbende en hetzelve slechts bij toeval ontgaan zijnde, was nu met alle oplet tendheid den geheelen dag en den volgenden nacht werk zaam, ten einde zijn worp- en nog het andere geschut op te leggen en in de batterijen te brengen, waarmede zoodanige vorderingen waren gemaakt, dat den volgenden morgen vroeg, toen onze troepen op hunne onderscheide ne posten onder de wapens stonden, hij deze, zoowel als de redoutes, op eene hevige wijze begon te beschieten. Men beantwoordde dit vuur zoo goed doenlijk, dan men ondervond al spoedig, dat het vijandelijke werk, zoo wel als deszelfs geschut, het onze verre in allen deele over trof. Om nu in zulk een gebrek op eene krachtdadige wijze te voorzien, daaraan was niet meer te denken. Nog één middel bleef er over, 0111 het voorfront een weinig te versterken, en waarvan men dan ook zonder verzuim gebruik maakte. Men wierp in de vlakte tusscken de redoutes Nos 1 en 2 nog eene batterij op, en door de goede zorgen van eenige officieren der Genie en Artillerie, zoowel als door den on vermoei den ijver van de Europee- sche kompagnie Voltigeurs, bevond zich deze batterij in weinig tijds gereed met zes stukken kanon a 18 entwee houwitsers der rijdende Artillerie gemonteerd, zoodanig, dat men reeds den volgenden morgen daarmede het vuur be ginnen koude.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 217