230 doende werd beschouwdmaar daardoor ook slechts een oppervlakkig denkbeeld van de toegepaste tactiek verkre gen en veeleer tegenzin tot verdere studie dan lust daar toe opgewekt werddoch die methoden worden nog voor de meesten als niet bevattelijk genoeg en dus onvoldoende geacht. Daarentegen wordt, zoowel door Von Verdy clu Vernois als door Meckelhet krijgsspel als het eenige en meest bevat telijke middel aanbevolen 0111 zich de kennis der troepen leiding eigen te maken. Dat dit middel echter eene schaduwzijde heeft, welke hoofdzakelijk in de leiding gelegen iswordt zelfs door de voorstanders van het krijgsspel niet ontkend, doch men verlieze vooral niet uit het oog, dat dit ook bij de prac- tische oefeningen in het open veld het geval is. Zullen deze nuttig en leerzaam zijnzoowel voor den aanvoerder als voor den minsten soldaat, dan is eene goede leiding- een onmisbaar vereischteen waar die ontbreektzijn de oefeningen slechts vermoeiende tijdverspillingenzoodat dan in die gevallen de theoretische te verkiezen zijn. Bovendien zijn het, bij de meeste practische oefeningen slechts de aanvoerder en diens omgeving (adjudanten of stafofficieren)die er het meeste voordeel uit zullen trekken. Stelt men zich een oogenblik eene groote manoeuvre voor zooals de herfstmanoeuvres in Europa bijv. en laat men zichzelf dan eens afvragen of de jongste troepen- officier .ook hetzelfde profijt uit eene dergelijke oefening- zal trekken als de hierboven gestelde personen, dan zal men zeer zeker van het tegendeel overtuigd zijnwant daarvoor is de werkkring van zoodanigen officier veel te beperkt en is hij of dikwerf te zeer bezig met details om zijne aandacht op den algemeenen gang der manoeuvre te kun nen vestigen, of hij zal niet in de gelegenheid zijn hot geheel daarvan te overzien. Dat dus het krijgsspel als theoretische oefening nimmer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 235