250
ming had moeten gunnen, was reeds mijne zienswijze,
toen ik zelf de 2° Atjehsche expeditie bijwoonde. Ik
blijf bij die zienswijze. Maar de beschouwingen des Hee-
ren Yan Rees houden niettemingeen steek, wanneer hij
zegt: „Wij veroordeelen het niet, dat de opperbevelheb
ber een eigen stelsel had en dit aanvankelijk tegenover
ieder ander vasthielddoch. wij veroordeelen hetdat hij
het bleef vasthouden in spijt van de evidentie der feiten,
die zich aan hem opdrongen en hem van alle zijden om
ringden." Wanneer had de Generaal Yan Swieten dan
wel van stelsel moeten veranderen? Toch niet, toen hij
nog in Atjeh was? Ook niet tijdens zijn verblijf te Bata
via, want de Kolonel Pel was de zienswijze van den
Generaal geheel toegedaan, zoo als hij den 21°" April
1874, in mijn bijzijn, aan twee hoofdofficieren nog ver
klaarde en nader toelichtte. Dat er feiten zijn aan te wij
zen, welke ten rechte het stelsel van den Generaal Van
Swieten deden afkeuren, zal ik geenszins tegenspreken,
maar dat daardoor de opperbevelhebber als het ware ge
dwongen werd, zijn operatieplan geheel te wijzigen, kan
met grond worden tegengesproken, altijd wanneer men
onpartijdig blijft in zijne beoordeelingen. En om dit ter
wille van de publieke opinie te doen, zoude van den Ge
neraal Yan Swieten eene onverantwoordelijke daad zijn
geweest. Weet de Heer Yan Rees niet, wat het zeggen
wil, de verantwoordelijkheid te dragen van krijgsopera-
tiën, wanneer, zoowel in Indië als in Nederland, aller oo-
gen op den opperbevelhebber gevestigd zijn?
Dat de Generaal Yan Swieten, in Nederland zijnde,
niet onmiddelijk van gevoelen veranderde, is duidelijk.
Men zou dien Generaal alleen de bemerking kunnen ma
ken, dat hij nu nog steeds daaraan blijft vasthouden, maar
dit kon na het offensief optreden van den Kolonel Pol
direct geen kwaad doen en werd geheel schadeloos ge-