251 maakt, toen de regeling van 2 Februari 1874 ter zijde werd gesteld. De Heer Yan Kees vergeet de Atjehsche kwestie om den persoon van den Generaal Van Swieten aan te val len. Daarom wensch ik zijne beschouwingen over het nemen van den Kraton, en wat daarna heef't plaats gehad tot 16 April 1874, niet verder in behandeling te nemen. Zijne animositeit zachter woord kan ik niet vinden doet hem de onjuistheden uit het boek van kapitein Borel na schrijven, welke hij, dunkt mij, beter kan weten. Even als in dat boek, wordt door den Heer Van Rees het échec van Majoor Romswinekel op 16 April en de houding van den Generaal Aran Swieten tegenover dien verdienstelijken hoofdofficier breedvoerig besproken en de Generaal na tuurlijk in het ongelijk gesteld. Is dat billijk Velen met mij vindendat het gevecht van dien dag niet goed is ingeleid en veel, wat daarbij plaats vond, zonderling is toegegaan. Maar kon men het dien Generaal euvel duiden, dat hij, afgescheiden van het gezichtspunt, waaruit hij de zaak opvatte en daardoor den Majoor Romswinekel misschien ten onrechte minder heusch bejegende, dat hij, zeg ik, de handelingen van dien moedigen hoofdofficier heelt afgekeurd? Of komt dit niet meer voor bij militaire ope- ratiën? De Generaal Van Swieten zoude echter eene ge heel andere houding tegenover Majoor Romswinekel heb ben aangenomen, hadde hij toen kunnen weten, dat niet de Majoor zelf, maar wel Kolonel Rel voor de gebeur tenissen van dien dag aansprakelijk gesteld moet worden Of deze dit later aan den opperbevelhebber heeft erkend, valt vooralsnog niet met wiskunstige zekerheid uit te ma- De Heer Van Kees verleent Majoor Romswinekel een epitheton, geen eeretitel, door hem vechtnwjunr te noemen. Deze hoofdofficier, die in het Indische leger veler achting bezit, weet meer dan te vechten. B.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 256