252
ken; de geschiedenis zal daarover later uitspraak doen
en dan zeker, in het ontkennende geval, noch Romswinc-
kel, noch Yan Swieten, maar Pel veroordeelen. Zoo
veel is zeker, zegt men, dat Romswinckelop Pel's loyaliteit
vertrouwende, vermeend heeft, uit hoogachting voor zijn Hin
ken chef, zelf niet het initiatief te moeten nemen, die aan
sprakelijkheid op hem over te dragenmaar dit neemt
niet weg, dat het ridderlijk gevoel van Romswinckel in dit
geval zelf een beletsel is om de zaak nu reeds tot klaar
heid te brengen, zoo lang hij zelf niet wil zeggen, wel
ke orders hem dien dag door Kolonel Pel zijn gegeven-
In het Indische leger worden op dit oogenblik wellicht
nog weinige aanhangers gevonden der regeling van 2 Febru
ari 1874. En dit is duidelijk wanneer men de toestan
den in Atjeh met onpartijdigheid nagaatzoo als ze elkander
tot dusver zijn opgevolgd. Maar daarom juist zal een ieder,
die nadenktbegrijpendat Kolonel Pel niet dadelijk kon
breken met het stelsel van den Generaal Yan Swieten al be
gon hij de gebreken daarvan in te zienomdat alles wat bij
oorlogshandelingen rechtstreeks met de troepen in verband
staat, niet zonder voorbereiding een geheelen ommekeer
kan ondergaan. De Heer Yan Rees verwijt den Generaal-
Majoor Pel, dat, toen tot een handelend optreden was be
sloten, die opperofficier niet gesproken heeft. Ik vraag
echter: waartoe zou dat spreken gediend hebben? Ik
geloof tot niets anders dan om de tegenstanders van den
Generaal Yan Swieten het hoofd meer in dc hoogte te
doen steken en daardoor veel overtollige critiek van on
bevoegden uit te lokken. En dit juist moet vermeden
worden. Hoe vast ook overtuigddat zijn stelsel
waarop anders af te dingen valt namelijk het veranderde
stelsel, het beste was, kon de Generaal Pel toch bezwaar
lijk in de toekomst zien of het zou zijn vol te houden,
d. i. of de uitslag aan de gestelde eischen zou voldoen.