254 - deze vesting kommandeerde) eik vastgesteld en goed uit gewerkt plan moest uitsluiten, al moge hij ook, hetgeen aan Borel en Van Rees niet bekend schijnt te zijnvooral met groote juistheid het punt hebben bepaald, waar de vijandelijke insluitingslinie zou worden doorgebroken, ten einde voorwaarts te kunnen rukken om 's vijands stellingen te nemen. Ik zeg dit niet om Pel's handelingen te ver kleinen want ik gevoel voor hem, een mijner vroegere chefs, ware hoogachting en sluit mij in gedachte aan bij hen, die in de nabijheid van den vijand met diepen wee moed het lijk van den algemeen beminden chef aanstaar den, wiens plotselinge dood eene groote verslagenheid bij de troepenmacht in Atjeh moet veroorzaakt hebben - maar ik kan daarom niet instemmen met den uitbundigen lof, hem toegezwaaid voor zijn in Atjeh gevolgd militair en politiek beleid. Geen verstandig en onpartijdig beoor- deelaar zal dit in mij wraken. De Generaal Pel, die zelf wars was van alle loftuitingen, vooral van oninge- w ij den, zou geheel ongevoelig zijn gebleven voor hetgeen hem door Aan Rees en Borel wordt toegeschrevenindien hij hunne pennevruchten had kunnen lezen. Later hoop ik in de gelegenheid te zijn, Pel's verdiensten in het ware daglicht te stellenzonder daarom zijne fouten te verbloemen. Wat de Heer Van Rees zegt van de handelingen der Regeering en van het Legerbestuurin strijd met de be schrijving van den toestand door den Generaal-vredeaf- kondiger" gegeven, en wat hij aanhaaltdat noch Regee ring noch Legerhoofd de vraag dedenhoe het mogelijk was, dat de aanvaarding van het „vredeslegaat van den overwinnaartot steeds toenemende oorlogseischen aan leiding gaf, kan wederom tot bewijs dienen, hoe de Heer Van Rees ei' meer aan gedacht heeft om den naam van den Generaal Van Swieten te vernietigen dan naar waar heid den zuiveren toestand te doorgronden en dien weder

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 259