263 Het -weduwen- en weezenfonds der officieren van het Indische leger. Dc strijd, of een Militair Weduwen- en Weezenfonds al dan niet goed en gewenseht is, heeft eenige jaren geleden veel geschrijf in het leven geroepen, doch is thans, zoo 't schijnt, in een tijd van rust overgegaan; en het valt te be twijfelen of vooreerst daaromtrent weder iets te berde zal komenzoolang het ongestadige en voor velen rustelooze leven door Atjeh's oorlogstoestand veroorzaakt, niet door een tijd van minder beslommeringen en met betere vooruitzichten óm langer over eigen, vrijen tijd te beschikken, wordt vervangen. Het tegenwoordige reglement van het M. W. en W. fonds, <>'e arrest een] bij G. B. dd. 5 Oct. 1841 N" 1 (fe. b. N° 33) en sedert dien datum door nog vele andere G. B., K. B., enz., gewijzigd, stamt af van de door den Gouv. Gen. Daendels vastgestelde bepalingen en komt daarmede nog vrij wel overeen. Van geen tak in liet leger is de geschiedenis zoo duister als van het M. W. en W. fonds, en toch zal niemand ont kennen, dat eenig licht over vele handelingen daarvan zeer gewenseht zou zijn, al ware het alleen uit zuiver eigenbelang En waarlijk, voor zoo ver ons nu bekend is, mogen de werk zaamheden van het bestuur wel geweten worden, want de belangen der vele deelgenooten worden niet alleen behartigd, wat het reehtstreeksch geldelijk beheer betreftmaar bij voort during worden voorstellen gedaan tot verwerping van onbillijke en onrechtvaardige bepalingen, in de statuten voorko mende. Het ligt geenszins in ons plan, eene lofrede te schrijven over een vroeger of over liet tegenwoordig bestuur, maar wij willen alleen aan liet Indische leger en aan verdere belang hebbenden in het fonds iets mededeelen door middel van dit or gaan, wat bij velen, zoo niet bij de meesten, minder bekend is, en een bewijs kan leveren, dat, al moge vele verouderde bepalingen nog, bestaan, dit geenszins is te wijten aan het bestuur, maar aan andere personen, wier invloeden in onze

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 268