279 stenminder studie dan liet zich toeleggen op de kennis der reglementen en minder verantwoordelijkheid en moed, als de schutterij daadwerkelijk zal moeten optreden. Er is eene officieele even als eene burgerlijke wellevendheid, en het spijt ons te moeten constateeren, dat die ten opzichte vau de schutterijofficieren, door eene zoo bij uitstek op courtoisie en goede vormen gestelde Regeering uit het oog verloren wordt. We zeiden zoo even, dat de schutterij aan de residen ten en aan het Departement van „Binnenlansch Bestuur" tot last is. Zie hier waarom. Noch de Directeur, noch de Resident kunnen op eenig belangrijk voorstel met kennis van zaken adviseeren of beslissenten slotte komt alles bij het D. v. O. terecht. Dat doorzenden of „voort-schikken" van tal van stukkendie bovendien nog ettelijke malen worden gecopieerd en gecollationeerdis niets dan onnoo- dig werk en kost maar klerkengeld. Wil men nu eens weten wat dat „gezag" van de resi denten te beduiden heeft? Een paar voorbeelden zullen dit eens ophelderen. Welke resident heeft er zich ooit om bekommerd of de kommandant der schutterij doelmatige maatregelen heeft genomen voor het geval van plotseling alarm We wetendat er hoofdplaatsen zijn, waar de schutters geene kennis dragen van het bestaan van eenige orders voor die eventualiteitHoe moet er gehandeld worden om te voor komen dat de schutters niet zonder munitiedus zoo goed als ongewapend, op de alarmplaats verschijnen? Punten van zulk- een belang zijn toch niet beneden de aandacht van den gezagvoerenden hoofdambtenaar? Evenmin kan men zich redden door te zeggen„Oals het eenmaal zóóver komtzal dat wel geregeld worden"want dan is het te laatdan zullen aan velen de handenmisschien ook wel het hoofd, verkeerd staan. Regelt men nu alles zooveel mogelijk altijd te voren en stelt men in vredestijd die regeling, door haar nu en dan uit te voeren,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 284