327 regeling der militaire pensioenen, waaraan zeer zeker „tijdroovend overleg tusschen de drie ter zake betrokken „departementen zou moeten voorafgaan. „De ondergeteekende kan dan ook geene vrijheid vin- den, de verhooging van f 55,000 terug te nemen, wat „zeer zeker een ougunstigen indruk zou te weeg brengen „bij het N. I. Leger. De publieke meening zou daarin, „zij het ook ten onrechte, allicht miskenning zien der „getrouwe plichtsbetrachting van het Indische officiers corps." Maar wij zijn het nieuwe jaar reeds eenigen tijd inge treden en wij hooren ot zien nog niets van eene nieuwe regeling. Volgens de boven aangehaalde woordenis de Minister doordrongen van de noodzakelijkheid eener verhooging ja is hij zelfs van gevoelen, dat die niet mag worden uitgesteldin afwachting van eene algemeene regeling der militaire pensioenen. Het door den Generaal Weitzel, in zijne bekende en goed geschreven brochure ontwikkelde denkbeeld eener algemeene regeling cler militaire "pensioenen schijnt dus tot het Opperbestuur te zijn doorgedrongen en de wen- schelijkheid er van te worden beaamd. De noodzakelijk heid er van schijnt echter nog niet te worden ingezien, want de Minister wil voor het oogenblik nog eens eene afzonderlijke regeling voor de Indische officieien tieften. Is dat wel wenschelijk? Zou dat niet eene aanleiding- kunnen zijn om die algemeene regeling weder op den achtergrond te schuiven? Behoeft het gemeen overleg dei- drie betrokken ministeriën, indien men de zaak ernstig wil, wel zoo tijdroovend te zijn? Zou één jaar daartoe niet ruim voldoende zijn? De militaire pensioenen der land- en zeemacht, zoo wel in Ne derland als in lndië. 'sGravenliage, Gebroeders Van Cleef. 1878.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 332