332
en f 2310 kan bedragen, gelegen zal zijn tussohen liet
pensioen van een Indisch kapitein na 6 jaren dienst in
dien rang (f 2200) en dat .van een Indisch majoordie
nog geen twee jaren in zijn rang dient 2480); maar
hij vergeet, dat die billijkheid voor de kapiteins der land
macht in Nederland eerst zou beginnen na 1885; want
vóór dien tijd kan een kapitein van het Nederlandsche
leger, die 10 jaren in Indië diende, geen recht hebben
op meer dan f 2200 pensioen. Tegenover den luite
nant ter zee 1° klasse, die 10 jaren in Indië diende,
is de billijkheid echter geheel uit het oog verloren. Deze
toch heeft slechts aanspraak of f 1850 pensioen. Waar
blijft de billijkheidwanneer de pensioenen van de land-of
zeemacht weder gewijzigd worden? En welke billijkheid
is er dan tegenover de majoors in acht genomen? De
redeneering van den schrijver volgende, zou het majoors
pensioen billijk en niet overdreven zijnwanneer het
pensioen van een majoor in Nederlanddie 10 jaren in Indië
diende, viel tusschen de bedragen, toegekend aan een
majoor, die hier 6 jaren in zijn rang diende, en aaneen
luitenant-koloneldie nog geen twee jaren in zijn rang
dient. Dit zal echtervolgens het voorstel van den schrij
ver, geenszins het geval zijn. De Nederlandsche majoor
zou (eerst na 1887) hoogstens 2350 ontvangen, terwijl
de bedoelde Indische hoofdofficieren respectievelijk zullen
ontvangen f 3083 en f 3430. Nemen wij voor de gelijk
heid eens aandat die hoofdofficieren nog geen 6 jaren
dienst in hun rang hebben voor de Nederlandsche
hoofdofficieren bestaat die gunstige bepaling ook nie
dan zouden zij nog ontvangen f 2800 en f 3150
Dit is moeiljjk overeen te brengen met de woorden
De lezer zij indachtig-, dat de 75 verhooging eerst na Juli 1877
in rekening gebracht kan worden.