333 van den schrijver: „de billijkheid brengt mede, dat de dienaren van één vorst op gelijke wijze beloond worden voor bewezen diensten''; woorden, waarmede wij ons overigens geheel vereenigen. Het billijkheidsmotief met betrekking tot den kapiteinsrang is dan ook door den schrijver slechts aangevoerd kunnen wordenom dat het maximum-pensioensbedrag voor een kapitein van het Nederlandsche leger toevallig tengevolge van willekeurige bepalingen gelegen is tusschen de door hem gewenschte bedragen. He schrijver zegt iets later: „He pensioenen, vermeld in de drie laatste kolommen, geven sommen aan, die het normale bedrag nog al eenigszins overtreffen. Zoo als hierboven werd aan getoond, is deze regeling echter noodzakelijk met het oog op de billijkheid en om het stelsel in zijn geheel te kunnen toepassen." Wat de billijkheid betreft, hebben wij boven reeds gezegd, wat wij daarvan den ken, maar wij kunnen de noodzakelijkheid niet beamen hoofdzakelijk op grond van de willekeurige vaststelling der normale bedragen. Wij zijn het met den Generaal Weitzel eens, dat de eenige goede oplossing van het vraagstuk moet gezocht worden in eene rationeele vaststelling der grondslagen, waarnaar alle militaire pensioenen worden geregeld, en wij vermeenen die oplossing te hebben gevonden in eene regelingdie gebaseerd is op 1het aantal dienstjaren 2. de soort van dienstenin die jaren bewezen; en 3. de plaatswaar die diensten zijn bewezen. Alvorens die denkbeelden onder woorden te brengen, dienen eenige beschouwingen, die ons daarbij hebben geleid, vooraf te gaan. In de eerste plaats, het recht op pensioen. Hit zal tegenwoordig wel door niemand meer ontkend worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 340