BOEKBESCHOUWING.
Waar moeten wij heen? Een woord
over het koq\s Mariniers, door Mar
kus. Rotterdam, A. Koller. 1878.
't Was in het voor Indië zoo woelige jaar 1873. Atjeh
Atjehen nogmaals Atjeh, klonk het alom. De voorbereiding
tot de zoo vermaard geworden tweede expeditie was een tijd
van velerlei beslommeringen, van gejaagdheid, van spanning-
Waar moeten wij lieén, was toen de vraag, die reeds in me
nig- ernstig gemoed opkwam; wat moeten wij doen, het onder
werp dat door menig deskundige en leek werd uitgewerkt.
Ook door ministers en kamerledendie hun programma dadelijk
gereed hadden. Een der nummers van dat programma was
de Indische Brigade. Men telt haar bij soorten, als van U hom-
me hlanc, Storm van 's Gravesande, Van Rees, Gerlach, Knoop,
Stieltjes, Van SwietenFransen van de Putte, De Roo van
Alderwerelt en Troes trang.
Ook de recensent, in die dagen aan het Bureau voor de
krijgstoerustingen op Sumatra werkzaam, om later zelf, met
pen en zwaard gewapend, naar Atjeh te gaan, gevoelde zich
gedrongen, een paar kwestieuse punten van dat programma te
behandelen, en zijne „Indische Brigade", door tusschenkomst
van het „Bataviasch Handelsblad", ten tooneele te voeren,
om de daarover handelende opstellen later, na afloop der expe
ditie, meer volledig in den jaargang 1874 van dit tijdschrift
te plaatsen. Be Indische Brigade kwam echter niet tot stand;
het daartoe strekkende wetsontwerp was later gebleken te zijn
een gewrocht der onmogelijkheid. De Tweede Kamer nam echter