368 leeren wanneer er slechts een genoegzaam aantal militaire matrozen is.' Wanneer dus het eigenaardig karakter der mariniers ver dwijnt, zal do bestemming van het korps ook gewijzigd moeten worden. Wat zal die bestemming kunnen wezen? llecensent heeft dit reeds in zijn antwoord aan den kapitein Van Braam Houckgeest, in den jaargang 1878 van dit tijdschrift gezegd. Die officier was echter oene andere meening toegedaan. Uit zijn opstel in den „Nieuwen Militairen Spectator zal men echter ontwarendat hij nog niet wist wat eene Indische Brigade— en ook het korps mariniers als zoodanig voor het O. I. leger moet zijn. Marlensdie de opstellen van den recensent over die brigade en het korps mariniers met meer aandacht heeft willen lezen, is bevattelijker. Volgens hem kan het korps mariniers, mits behoorlijk uitgebreid, wel degelijk tevens Indische brigade zijn. Hoe die uitbreiding moet plaats heb ben, en welke formatie het korps mariniers behoort te krijgen, wordt duidelijk en beknopt medegedeeld. Het kan zijn nut hebben, nu de Ilollandsche kapitein der Artillerie Borel onlangs zijne Indische Brigade heeft trachten op te tuigen, dat de ministers van landsverdediging zich de moeite getroosten, eens kennis te nemen van de degelijke be schouwingen van Markusen tusschen deze en die van ka pitein Borel eene vergelijking te maken, In de uitbreiding en wijziging der bestemming van het korps mariniers ligt alleen eene betere toekomst voor het korps verscholen. De recensent is dat met den schrijver eens. Hij heeft door deze recensie tot die overtuiging trachten mede te werken. Waar een korps getoond heeft, mannen te bezit ten als een Sutherland, Korndörffer, Cramer von Baumgarten, Cadet en anderendaar herinnert men zich met trots de na men van Naarden, Woerden, Seneffc, Gibraltar en Barcelona. Zulk een korps is van goeden huize. Laat ons hot goede behouden en dat ontwikkelen Monitor,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 377