391
passe et des meiileurs". Maar het is niet te veel ge
zegd wanneer we beweren, dat die massa ongemotiveerde
vrijstellingen een slechten, ontevreden geest bij de korp
sen aankweeken en onderhouden.
Het sterkst uit zich die geest bij de min gegoeden,
die bewerendat de meeste aanzienlijke, welgestelde, in
woners eener plaats in de gelederen der Schutterij ontbreken.
Dit verwijt is echter ongegrond. De ondervinding toch
leert, dat de bezwaren tegen de schuttersdienst van den
armsten Inlander bij de doctoren even grif gehoor vinden
als die van den chef van het vermogendste handelshuis,
van den hooggegeplaatsten ambtenaar. Een feit is het,
dat de uitdrukking: „Ik laat me afkeuren" burgerrecht heeft
verkregen. Hoofden van takken van dienst en van han
delsfirma's zeggen tegen hunne kommiezen, klerken en geëm
ployeerden: „Laat je maar afkeuren," en alzoo geschiedt
het meestal ook. De werkelijke toestand is, dat niet al
len tot de Schutterij behooren, die het moetenmaar al
leen zij, die het wel willen of uit plichtbesef er zich niet
aan wenschen te onttrekken. Dat is dan ook de reden
waarom het nog zoo goed gaat, dat er zoo zelden insubor
dinatie gepleegd wordt, dat de pogingen van enkele
kundige, ijverige, officieren nog eenige, zij het dan ook
weinige vruchten dragenmaar waarlijk aan tegenwerking-
van de zijde der geneesheeren ontbreekt het niet.
Intusschen moeten we de doctoren hierover niet te hard
vallen. De onnauwkeurigheid bij de keuringen moge niet
te wettigen zijn, te verklaren, misschien wel voor een
groot deel te verschoonen, is ze zeker, zooals we latei-
zullen zien. Ook zijn er hoogst loffelijke uitzonderingen.
Sommige doctoren vatten hunne taak op geheel andere
wijze op dan zij, wier handelingen we in dit opstel hebben
besproken, maar hun aantal is niet groot. Vestigt men
de aandacht van den resident, het hoofd der Schutterij, op