399 eene terreinvoorwerp naar het andere te begeven en het doel meer en meer te naderen. Men behoeft dus niet ver te zoeken om geschikte oefeningsterreinen te vinden. We ten wij ons niet van de voordeelen van het terrein te be dienen onze tegenstanders zullen dit des te beter doen, en nu stelle men zich het lot van eene marcheerende afdeeliug voordie zich niet weet op te lossen, dus in kolonneof als zij kan deploijeerenin batailleaan een vijandelijk vuur van achter struiken of bosschen of uit kampongs bloot gesteld isEene omstandigheid, die zich „bij opstand en ge vaar" kan, neen bijna zeker zal voordoen! Wij zijn volstrekt geene voorstanders van afzonderlijke kompagniön tirailleursmusketiers, voltigeursgrenadiers, met een woord van het nagenoeg uitsluitend africhten van militairen tot slechts een gedeelte van de dienst van het wapen, waartoe zij behooren; want, nog eenseen bruik baar Infanterist moet zich evenzeer in het verspreide als in het geslotene gevecht thuis gevoelen, en meestal gaat dat africhten gepaard met verwaarloozing van andere oefe ningen. Het nut van de verspreide gevechtsorde is echter zóó in het oog springend, dat we niet kunnen begrijpenhoe bij het Legerbestuur niet het denkbeeld ontstaan is om naar gelang van de sterkte der korpsen Schutterij, afzonder lijke tirailleurkompagniën, pelotons of sectiën te vormen, aan genomen altijd, dat men de oefeningen in het verstrooide gevecht voor de geheele Schutterij te moeilijk heeft geacht. A rijwilligers uit de andere kompagniën of pelotons zou den zich voor die scherpschutterafdeelingen genoeg aan bieden, en naijver, in den slechten zin van het woord, kan er niet door opgewekt worden. De oprichting van de keui kompagnie bij de Schutterij te Batavia was eene schrede op den goeden wegmaar door haar niet in het zich ver spreiden en verzamelennoch in het vuren „en tirail leur te oefenenis menjammer genoeg, halverwege 26

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 410