405 blootstaan. Heeft men echter eenmaal cle overtuiging, dat de kommandant er ernstig naar streeft en niets onbe proefd laat om zijn korps den hoogst mogelijken graad van militaire bruikbaarheid te doen bereiken, die met eerbiedi ging van particuliere belangen bestaanbaar is, dan zullen de klachten over mogelijk te laat ontvangen orders en an dere zaken alras verminderen, zoo niet geheel ophouden. Over de wijze, waarop de benoemingen tot officier geschie den, zullen we liefst niet uitwijden. We zouden er voor beelden van kunnen aanhalen van personen, die slechts gedurende een paar maanden de exercitiën der rekruten hadden bijgewoond en toch voor 2en Luitenant werden voorgedragenalleen omdat hunne maatschappelijke positie dat zoo meêbracht. Doch wat heeft men van zulke offi cieren te verwachten Hoe is het van het kaderwaarbij zich dikwijls vele oud-gedienden bevindenen ook van de schutters te vergen, dat zij eerbied, ondergeschiktheid betoonen aan personen, die niet weten welke bevelen te gevendie den tact en de kennis missen om de een voudigste manoeuvre te doen uitvoeren? Waarlijkhet ge tuigt wel voor een uitmuntenden geest bij de Schutterijen, dat er zich zoo weinig gevallen van insubordinatie voor doendat het nog gaat „zoo als het gaathoe gebrekkig het dan ook zijmaar het pleit ook voor onze stelling dat alleen zijdie dat wel willenaan de Schutterij deelnemen en niet allen, die dat behoordente doen. Het moet echter ook gezegd wordendat het meerendeel der schutterijofficieren zijne militaire onbedrevenheid ge voelt en niets liever wenscht dan eene betere opleiding- te ontvangen. Meer dan eens hebben we door hen den wensch hooren uiten om ten minste nu en dan, wanneer hunne burgerlijke betrekkingen dat toelatende exercitiën en manoeuvres van het Leger in de gelederen bij te wonen, ten einde zich de practijk eigen te maken of om examens

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 416