- 407
waartoe zij behooren, tot voorwerpen van spot maken,
en bij opstand of oorlog gevaarlijker voor hunne onder
geschikten dan voor den vijand zouden zijndie ambte
naren op de meest futile gronden van de persoonlijke dienst
ontheffenwaardoor dus in tijd van nood nagenoeg alleen
de particulieren het drukkende daarvan zouden ondervin
den die er zich nooit van vergewissen of de Schutterijen
werkelijk geoefend worden in datgene, wat ze behooren
te wetendie in strijd met de bepalingende Beau-
mont-geweren tot dusver aan de korpsen in de Buiten
bezittingen hebben onthouden.
Te verwonderen is het dus niet, dat men algemeen
anti-schuttersgezind is. Vooral de Engelschen. Dikwijls
hebben wij door ambtenaren en officieren hooren zeggen:
„Men moet hen maar de kolonie uitzetten als ze niet aan
hunne verplichtingen willen voldoen en hier alleen komen
om geld te verdienen". Maar men houdt daarbij geene
rekening met het feit, dat een Engelschman zich ongaarne
in eene vreemde uniform steekt, vooral niet wanneer dat
met dwang gepaard gaat. Dienst nemen in een vrijwil-
ligerkorps zou meer in hun smaak vallendat heeft
de Javasche oorlog bewezen maar wanneer men de Schut
terijen op die wijze inrichtte, zou er zich, vreezen wij,
geen enkelen Nederlander aanbieden. Aan een vreemdeling
te verwijten, dat hij tracht zich aan de Schutterij te ontrek
ken, is in den mond van een Nederlander bespottelijk.
Immers Nederland bezit de schoonste koloniën der we
reld. Alleen door die koloniën heeft het nog eenige
staatkundige beteekenis. Zeer juist heeft men, vóór jaren
reeds, in de Staten-Generaal gezegd, dat Indië de kurk
is, waarop Nederland drijft. Welnu, bij eene bevolking van
4 millioen zielen kan het jaarlijks geen 1000 vrijwilli
gers meer opleveren, om die schoonste aller bezittingen
te beschermen. De suppletie uit Europa bestond in: