408 Nederlanders. Vreemdelingen. 1873 uit 2674 man 653 man 1874 1336 892 1875 1408 2961 1876 986 2801 1877 888 2361 dus in elk der opgegeven jaren uit 20, 40, 68, 74 en 72 °/0 vreemdelingen! [Zie Koloniaal Verslag 1878, pag. 41.] De vermindering van het aantal Nederlanders bij het Indische leger sedert den aanvang van den Atjehschen oorlog is karakteristiek, „speaks volumes." We willen de oogen niet sluiten voor de schrikbarende desertie uit de gelederen van het Engelsche leger; maar toch vindt Engeland vrijwilligers genoeg om zijne garnizoenen in de vijf werelddeelen te bezetten; toch onderdrukt Spanje, het berooide Spanje, den opstand op Cuba met Spaansche troepen; nooit hoort men van wervingen voor Portugal of Denemarken; alleen Nederland schijnt geene Nederlanders voor de bescherming van zijne kostbaarste bezittingen te kunnen vinden en draagt die op aan communards, petro- leurs, emeutiers des mines de Liège en de bloem der vijanden van politie en justitie in den vreemde. We vragen: maken wij, Nederlanders, ons niet in de hoogste mate belachelijk, met op vreemdelingen, die zich aan de schutterlijke dienst trachten te onttrekken, de volle ge strengheid der wet te willen toepassen P Ze zijn zeer zeker verplicht, zoolang ze in deze kolonie verwijlen, de bestaande wetten stiptelijk op te volgen, maar men zij voor hen niet strenger dan voor anderen. Wil men „a tout prix" uitzetten, voorbeelden stellen, schrikbewindje spelen, men beginne met eens na te gaan of er niet meer ambtenaren, hooggeplaatste ambtenaren zelfs, zijn, die zich door de wijze, waarop zij de hun toe vertrouwde schutterlijke en misschien ook andere belan- V V W T) D Y) n 5) Y) n Y)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 419