36 best tot beperking geraken Ook deze vragen kunnen niet buiten beschouwing blijven, omdat bij uitbreiding toch van gezag en macht in de koloniën hetgeen men wel niet altijd gedaan heeft rekening behoort te worden gehou den met de finantieele en ook personeele krachten en mid delen van Nederland in Europa. Tusschen beiden bestaat derhalve verband. Zoodanig verband, dat ook in militairen zin, zoo als uit de hierna te stellen vragen zal blijken, het stelsel van defensie voor Indië in vereeniging met dat voor Nederland behoort te worden vastgesteld. Wij moeten dus nu het militaire gedeelte van het vraag stuk beschouwen en komen tot de volgende vragen. Hoe te doen met de koloniën in tijd van oorlog? Moet men West-Indië geheel prijs geven? Welke buitenbezittingen moeten in Oost-Indië in geval van oorlog verlaten of ver dedigd worden Kan men zich bepalen tot de verdediging- van Java of van een gedeelte van Java, of van Java en Bangka, of van Java, Bangka en de westkust van Suma tra, de drie bezittingen, die noch rechtstreeksche voordee- len afwerpen? En nu wat de verdediging zelve betreft, verlangt men eene defensie der koloniën tegen eene groote onderneming tot verovering, of alleen eene verdediging- tegen een coup-de-main, tegen partieele ondernemingen? Moet de verdediging geschieden: rechtstreeks, d. i. door liet leger, of zijdelings, d. i. door de marine? Daarna komen de staathuishoudkundige overwegingen aan de beurt; niet zuiver oeconomische, maar ook weer gedeeltelijk militaire, zooals blijken zal; die overwegin gen, welke namelijk betrekking hebben op het mobiele ge deelte van het defensiestelsel, waartoe ook de organisatie der levende strijdkrachten behoort. Hoe zoude men de legerorganisatie moeten vaststellen Tegenwoordig, nu er voor Nederland eene vestingwet, maar nog geene daaraan passende legerorganisatie, en voor Indië geen van beiden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 41