414
zoodanig is het bij de schietoefeningen met het tegen
woordig in gebruik zijnde geweer algemeen uitgelegd.
Ook zal tot misverstand aanleiding geven de bepaling,
dat de voor scherpschutters aangegeven oefeningen (gedu
rende het schietseizoen) nagenoeg gelijktijdig moeten wor
den (doorloopen) gehouden.
In de bepalingen betreffende de belooningen en straffen,
opgenomen in de 4e afdeeling van het voorschrift, komen
eenige drukfouten voor, waarop het noodig is afzonder
lijk te wijzen, nl. de aanhaling in 19 van 34in
stede van 84, 1* deel, en in 21 het bezigen van het
woord schutter in plaats van scherpschutter.
Het bepaalde in 23 kan tot verschillende uitleggingen
aanleiding geven. Heeft men een aantal schutters, die
naar de prijzen moeten dingen, grooter dan 15, dan kan
uit de beide laatste regels der paragraaf worden afgeleid
dat 1 i schutters bijv. slechts om drie prijzen kampen.
De hier besproken bepaling, in verband met de regeling
der schietprijzen in het reglement van 1864, geeft aan
leiding tot de veronderstelling dat de zin van 23 deze
is:
Wanneer bij een bataillon of bij een op zich zelf staand
half-bataillon of detachement het aantal schutters, dat aan
den wedstrijd mag deelnemen, minder maar drie bedraagt
wordt niet naar één prijs geschotenmaar wanneer bij zulk
een troepengedeelte het aantal scherpschutters en schutters
1° klasse samen genomen, meer dan twee, doch minder
dan zes bedraagt, wordt één prijs, en bij een aantal van
meer dan vijf, voor elk vijftal of minder daarenboven één
prijs meer te goed gedaan.
Billijkheidshalve had in het voorschrift moeten zijn
opgenomen de bepaling, dat alle schutters, die aan het
prijsschieten mogen deelnemenzoo veel mogelijk daartoe
in de gelegenheid moeten worden gesteld, en de diensten