486 van den vaderlandschen bodem geroepen zijn, op zulk eene belachelijke wijze behartigen, de wensch verklaarbaar is, dat hare overigens zeer gewaardeerde medewerking tot eene re geling van dit onderwerp in Indië, niet plaats hebbe. De zaak moet dus hier geregeld worden, en men begin ne met het benoemen eener commissie tot het samenstel len van een nieuw reglement, dat het thans in gebruik zijnde geheel vervangt. Die commissie zou moeten bestaan uit een of twee kundige Infanterie- of Stafofficieren van het Leger, uit leden der Bataviasche Schutterij (niet allen officieren) en een paar handelaren of particulieren, van persoonlijke dienst vrijgesteld, en ambtenaren, opdat bij het bespreken van vrijstellingen en contributiën aller belangen vertegenwoordigd zijn. Die lieeren hebben alleen laatst genoemde punten, alsook den duur der exercitiën te be spreken, terwijl aan de officieren van het Leger en aan de leden der Schutterij de behandeling der zuiver militai re zaken blijft overgelaten. Is het ontwerp gereed, men verzeilde het aan de kommandanten der Schutterijen op de andere plaatsendie ook de daar gevestigde ingezete nen kunnen raadplegen, en het stuk, van hunne conside- ratiën en advies voorzien, hebben terug te zenden. De Bataviasche commissie maakt van dat alles een geheel, dat door de Begeering slechts behoeft afgekondigd te worden. Allicht zal men zeggen, dat leden der Schutterij ook particulieren en ambtenaren zijn en dus die catego- riën van ingezetenen niet speciaal in de commissie be hoeven vertegenwoordigd te worden. Volkomen juist, maar officieren en leden der Schutterij in hun overigens prij- zenswaardigen ijver schenken allicht aan handels- en an dere belangen niet de volle aandacht, waarop ze recht heb ben, en daarom heeft het stellig zijn nut, dat zij, die slechts indirect met de Schutterij te maken hebben, ook hunne stem doen hooren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 497