44 rende macht een stelsel ontwerpen. Zij moet zeggen tegen wien, wat en hoe zij verdedigen wil, en welke opofferin gen daarvoor worden vereischt aan geld, aan tijd, aan menschen. Hare plannen, in hoofdtrekken omschreven, behoort zij voor te leggen aan de Staten-Generaal, die dan zullen moeten beslissen of zij die plannen op den aan- geduiden weg al dan niet willen volgen. Zóó moet het vraagstuk voor de Indische weerbaarheid door den mi nister van Koloniën gesteld worden, zal de defensie ooit naar belmoren geregeld zijn. W il men zich alleen tot de Indische defensie bepalen, dan kan men zonder over drijving verklaren, dat de weg die tot hiertoe voor de regeling daarvan gevolgd is, tot weinig minder heeft ge leid dan tot geldverspilling. Reeds in 1866 schreef De Roo van Aldenverelt, dat het geraden scheen wanneer men op de teekenen des tijds wilde letten om eens ein delijk de zaak der defensie in den goeden geest aan de orde te stellen en tot afdoening te brengen. Sedert tee kenden zich de gebeurtenissen van 1870 en die van den laats ten tijd, maar Indië is nog even onverdedigd; tenzij men de meening aankleeft, dat de koloniën volgens den oud-minister De Waal in de eerste plaats door eene vrijzinnige handelspolitiek hare onafhankelijkheid moeten bewaren, en de tegenwoordige militaire organisatie meer dan voldoende is voor den oorlog tegen een Europeeschou vijand. De jaren 1873 1878 van de Indische krijgsge schiedenis hebben echter, naar het oordeel van deskundi gen, doen zien, welke onvoldoende kracht door leger en vloot zelfs in een oorlog tegen een Inlandschen vijand kon worden uitgeoefend. Maar radicale verbetering, ook door dien minister, van dit gedeelte van 's lands weer baarheid bleef, zelfs dan wanneer zij zonder de rechtstreek- sche inmenging der volksvertegenwoordiging tot stand had kunnen komen, achterwege.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 49