513 is, duidt aan, dat wij niet te doen hebben met eeu humaan criticus. Dat wij zijne kritiek hieronder in overweging nemen, geschiedt niet met het doel om hem te antwoorden, maar ten gerieve van de overige lezers van dit tijdschrift, wien wij het gemakkelijk willen maken 0111 die kritiek naar waarde te schatten. W jj zijn hier bij, hoe verveleud dit ook wezen moge, wel genoodzaakt den Recensent geleidelijk te volgen. Op bladz. 194 deelt R. ons mede, uit welk oogpunt hij het nieuwe voorschrift in beschouwing zal nemen; hij zal daarbij rekening houden met de bijzondere elemen ten waaruit het Indische leger bestaaten de eigenaar dige toestandenwaariu het optreedt. Die beschouwing belooft veel, jammer maar, dat wij in dezen arbeid van R. geen spoor van zoodanige beschouwing kunnen ont dekken; wij vinden niet veelmeer dan eene aaneenscha keling van kleingeestige aanmerkingen, die tot de waar de van het voorschrift niets afdoen. De eerste aanmerking geldt de „hoofden" der verschil lende afdeelingen en komt er eigenlijk op neer, dat de woorden ,,de wapenen en verdere wapenuitrusting" cur sief en niet niet kapitale letter hadden moeten worden gediukt. Het is wel te verwonderen, dat R. niet meer soortgelijke aanmerkingen maakt, want ook achter vol gende paragraafteekens is soms eene verkeerde soort van ietter gebruikt. Aangezien echter een reglement niet behoort tot de „prachtwerken", had R. zonder bezwaar dergelijke fouten van zetter en corrector onvermeld kun nen laten. De grief, dat het voorschrift in 2 deelen is gesplitst is van even ingrijpenden aard als de voorgaande. Het 1° deel, behandelende de wapenuitrusting, munitie en ballistische eigenschappen van het geweer, is een afge rond geheel; evenzoo het 2e deel, dat ons leert, hoe

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 524