515
ting, eenige daarvan,als meer speciaal bij het geweer ge?-
bruikt wordende, genoemd kunnen worden het toebehoo-
ren van het geweer.
Eindelijk komen wij eene aanmerking tegen, die gegrond
is. „Het is niet juist wat 1 voorschrijft, dat tot de uit
rusting per man behoort een geweer."—Wij vertrouwen
evenwel, dat, aangezien tarief N° 22 de basis is, waar
naar de troep bewapend wordt, deze fout niet van zeer
nadeeligen invloed zal zijn, en dientengevolge tamboers,
hoornblazers, enz. niet met een geweer zullen worden uitge
rust. Tot welk misverstand de uitdrukking: „per man
een kap- of zaagmes (voor eiken escouade-
kommandant) met scheede' zal aanleiding geven, begrijpen
•wij niet. Wanneer in het voorschrift stond: „per man
een kap- of zaagmes met scheede (voor
eiken eseouadekommandant)" zou R. gelijk hebben. Zooals
de woorden nu in het voorschrift gerangschikt zijn, slaat
„voor eiken eseouadekommandant" alleen op „zaagmes"
en „met scheede" zoowel op kap- als zaagmes.
R. beweert dat 2 te uitgebreid is. Wij durven alwe
der met hem van meening te verschillen. Overal elders,
ook in het Nederlandsche leger, leert het kader de on-
derdeelen van het geweer op dezelfde, volgens R. te uit
voerige wijze; waarom men het dus van ons kader niet
zou vergen, zien wij niet. in. Het kader dient te weten
hoe elk onderdeel heet, opdat het niet scharrele met
„dinges" of „anoe." R. moest weten, dat die „lange lijst
van deelen en onderdeelen, waarin de onderofficier of
korporaal geen rustpunt ziet", door het aanhoudend theorie
houden met het geweer er bijongemerkt en zonder dat
het bijzondere moeite kost, in het geheugen wordt opge
nomen. Het woord „zakelijk" schijnt R. een doorn in
het oog te zijn. Zakelijk beteekent „belangrijk, gewichtig",
en in verband daarmede is „zakelijke inhoud" de hoofd-