516
inhoud van een boekhet woord is dus in de inleiding
volkomen op zijne plaats, omdat daaruit is af te leiden,
dat ook zaken, minder voor het kader dan wel voor de
officieren van belang, in het voorschrift zijn opgenomen.
Het niet of minder zakelijke, een woord door R. gebe
zigd zal wel moeten zijn het minder belangrijke of
als men wil de details. Dat er gevaar in zou liggen om aan
de persoonlijke inzichten van de officieren-instructeurs
over te laten, om te beslissen wat hoofdzaken, wat details
zijn, in een zoo weinig ingewikkeld vraagstuk als de theo
rie over de onderdeelen van het geweer, zijn wij met R,
niet eens.
Dat de voorlaatste alinea van 2 met een enkel woord
aangeeftwaartoe de strepen op het vizier dienenkeurt
R. af, wij doen dat niet. Reeds bij de eerste theoriën moet
de soldaat vernemen, dat die strepen een bepaald doel heb
ben. Het is zelfs waarschijnlijk dat zoo de instructeur het
hem uit eigen beweging niet vertelt, menig man al zeer
spoedig zal vragen wat die strepen te beteekenen hebben.
Volgens R. zou de ouderwijzer dan moeten antwoorden
dat gaat niemand nu nog aan, later zal men dat wel hoe
ren. De mededeeling „vizierklep en vizierkorrel, zoomede
het voetstuk van het vizier en de vizierschroef zijn gebrui
neerd", zijnde de twee laatste regels dezer behoort, zooals
R. terecht aanmerkt, hier niet te huis.
De laatste alinea op bladz. 197 is een overtuigend bewijs
voor R's zeer onjuiste opvattingen. Kan men zich toch iets
onjuisters voorstellen dan zijne conclusie, dat het overbodig
is om te vermelden van welke materialen de verschillen
de voorwerpen vervaardigd zijn, omdat het kader ze niet
behoeft aan te maken Consequent doorgevoerd, had
dan ook niet mogen worden vermelddat de kogel van
lood gegoten is, enz. Wij houden het er voor, dat hier
mede niets overtolligs is verricht,