522 R., dat de wijze, waarop in 2 is aangegevenwelke deelen de soldaat niet of slechts zelden raag uiteen- of af nemen, minder duidelijk isbeknopt en stellig is 2 naai zij ne meening evenmin. Tot geruststelling dienedat diezelfde wijze van „aangeven" in het Nederlandsch voor schrift, bij den herdruk in 1878, uit de oorspronkelijke uitgave in 1875 is overgenomen; wel een bewijs, dat zij niet zoo onduidelijk is als R. denkt. "Wij blijven het voorschrift voldoende achten. Wij zijn namelijk nog al tijd van gevoelen, dat ons kader voor dat in Nederland niet behoeft onder te doen en, indien R. hier gedacht mocht hebben aan „de bijzondere elementen", dan merken wij op, dat het kader uit die „bijzondere elementen", m. a. w. ,,de vreemdelingen", getrokken, in geenen deele het minst ontwikkelde is, zooals is af te leiden uit de omstandigheid, dat het den vreemdeling meer moeite zal kosten om aan de voorgeschreven examens te voldoen dan den geboren Nederlander. Dat de trom regelmatigheidshalve onmiddelijk na het geweer had moeten volgen, zijn wij met R. niet eens. Bij de opsomming der verschillende voorwerpen wordt de trom het laatst genoemd. Regelmatigheidshalve blijft men in het voorschrift aan die eenmaal aangenomen volg orde getrouw. De opmerkingen bij het gebruik van het geweer, in de 14 en 17 opgenomen, zijn wel degelijk van belang geacht; anders zouden ze hier en daar in den tekst ver spreid en niet onder één hoofd bijeengevoegd zijn. Het zijn punten, waartegen in de praktijk dikwijls gezondigd wordt. R. had ernaar het schijnt, echter nog meer de aan dacht op willen vestigenen ze dus waarschijnlijk cursief gedrukt willen zien. Een geweer, opgelegd in de rustkamer, is niet in ge bruik zegt R. Het is nu eenmaal aangenomen, alle

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 533