„DE INDISCHE DM GADE,"
OPEN BRIEF
AAN DEN GEACHTEN SCHRIJVER VAN HET STUK:
VOORKOMENDE IN DE 4* AFLEVERING VAN
HET I. M. T., JAARGANG 1879.
Bovengenoemd stuk, hetwelk u in de pen schijnt gegeven
te zijn naar aanleiding van een schrijven der Kölnische Zei-
tung, en waarin volgens uwe meening minachtend over het
Indische leger zoude gesproken worden, heb ik met aandacht
gelezen en herlezen, en ik moet openhartig bekennen dat het
mij onmogelijk was, uit de daarin aangehaalde zinsneden vaii
dat blad iets smadends voor het Indische leger te vinden.
Zoudt gij mij dan minder gevoelig achten, of denken, dat
ik in dit leger minder belang zoude stellen? Ik durf u de
verzekering geven van het tegendeel, en gij vindt daarvan
een bewijs in dit schrijven; want was mij het Indische leger
onverschillig, dan zoude ik het niet der moeite waardig vinden,
met u van gedachten te wisselen alleen over het verschil van
opvatting van een dagbladartikelal is het dan ook dat
van een gezaghebbend blad. Neen! het is omdat au fond de
kwestie dieper zit, en wèldat wanneer men nog twijfel koes
tert of de toestand van het Indische leger wel zóó ongunstig
is als sommigen dat doen voorkomenen waarover ook slechts
in dit artikel gesproken wordt, wij bevreesd zijn, dat men
doof zal blijven voor den drang tot eene spoedige en afdoende
verbetering, geput uit de lessen der opgedane ondervinding.
Zoolang men zich nog vleit en denkthet is zoo erg niet, zal
men geene haast makenen wie weet of wij dan den ouden
sleur niet blijven volgen? Toch is het dringend noodzakelijk,
dat de handen aan het werk geslagen worden,
34