530
verloop van nog geen jaar, het kommando van een batail-
lon «e.smaal in andere handen ziet overgaan, en waarbij de
kompagniën op evenveel komraandanten kunnen wijzen?
Waar blijft op deze wijze de verantwoordelijkheid, en waar
uit moet de soldaat, bij die afwisseling van kommandanten,
dat vertrouwen in en die achting voor zijne aanvoerders putten,
welke volgens von Clausewitz hem de kracht moeten geven
om te midden van het demoraliseerende der nederlaag de
gehoorzaamheid niet te verliezen, maar integendeel hem in
het vernielendste vuur zijne bedaardheid doet behouden en
ontoegankelijk doet zijn voor ingebeelde vrees?
„Do krijgstucht is verslapt," zegt de Kölnische Zeitung. Is
dat niet de zachtste uitdrukking, welke zij bezigen kon, en
is het niet een gewoon verschijnsel bij een eenigszins lang-
durigen oorlog, waar zooveel factoren medewerken om hare
koorden minder strak gespannen te doen zijn, en hoorden wij
ook hij het Duitsche leger in 1870 daarover geeno klachten?
Maar raadplegen wij andermaal wat 0111 ons heen plaats
heeft, wanneer wij b. v. in tegenwoordigheid van het hoog
ste militair gezag, troepen zien weigeren te embarkeeren, zoo
hunne vrouwen op andere prauwen worden vervoerdwanneer
wij een zelfde geval zien plaats grijpen onder voorwendsel,
dat men geen eten heeft gehad; wanneer wij in het gevecht
met den vijand soldaten en débandade zien, omdat men be
perking maakt omtrent hunne uitspanning; en men houdt
daarbij vervolgens rekening met het aantal gerechtelijke in-
formatiën en korpsonderzoeken, dat in betrekkelijk kleine
garnizoenen bijna dagelijks plaats heeft, zoodat het niet zeld
zaam is, dat 10 a 13 officieren in commissiën vereenigdzijn;
moet men dan niet zuchtend uitroepen: there is something-
rotten in the army?
Wij willen echter billijk zijn en bekennen, dat sommige
chefs op onoordeelkundige wijze zijn tewerkgegaan in hun
ne beschouwing omtrent eenige krijgsraadzaken, en de krijgs
raden of het II. M. Gerechtshof dan ook niet anders konden
handelen dan velen vrij te spreken of de vonnissen te veran
deren, dat echter er weder niet toe kan bijgedragen hebben,