531 den eerbied voor de wet in het leger te verhoogen. Maar afgescheiden alzoo, dat die gevallen met 1/3 zouden kunnen verminderd worden, is hun aantal nog te groot om niet al onze aandacht te verdienen. Wij willen echter nog verder gaan en scharen ons een oogenblik aan uwe zijde, die wellicht in de hierboven opge noemde gevallen slechts op zich zelf staande feiten wilt zien; maar wij vragen dan als gij de krijgstucht van uit een hoo- ger standpunt beschouwt, van uit het standpunt, dat de ware krijgstucht gelegen is in de veerkracht, welke een leger ont wikkelen kan, en waarvan het zwaartepunt te vinden is in zijne organisatie en zijne oefening, wij vragen dan of uit dat oogpunt, volgens uwe meening, de krijgstucht niet veel te wenschen overlaat? Zijn niet velen onzer voorschriften en reglementen verouderd en ontbreken anderen niet geheel Heeft men o. a. zijn voordeel gedaan met den vooruitgang op het gebied der opleiding tot goede schutters Is ons tirail leurreglement bruikbaar? Waar is ons velddienstreglement? Wij laten de meer huishoudelijke reglementen nog buiten beschouwing ofschoon ook deze herziening behoeven. „Officiere und brauchbare Unterofficiere fehlen überall," zegt de Keulsche courant. Maar is dat dan niet zoo Waar zijn ze dan? Toch niet met verlof? Wanneer wij kompagniën zien kommandeeren door een kapiteingedurende weken zelfs niet bijgestaan door een enkelen luitenant en in het gunstigste geval veelal slechts door éénwanneer wij bij andere kom pagniën noch sergeant-majoor noch fourier aantreffen, en met uitzondering van enkele Inlandsche onderofficieren en korpo raals een Europeesch sergeant en korporaal het eenige kader is, waarover men beschikken kan en die men verplicht isde administratieve werkzaamheden te doen verrichten, dan treft het ons toch, dat men zich zoo verwonderd betoont over die zinsnede der Kölnische Zeitung. Het is daarbij toch van algemeene bekendheiddat het mindere kader slecht is. Door het groot verlies aan kader en daarbij ook aan oudere manschappen, waardoor de bron droog werd, is men in de nood zakelijkheid geweest, menschen te bevorderen, die in gewone

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 542