533 De oorzaak daarvan is te wijten aan den oorlogstoestand, die niet altijd de gelegenheid gegeven heeft, de soldaten volledig te oefenen, en daarbij, uit dezelfde oorzaak voortvloeiende, het gemis aan bruikbaar kader. En een bewijs, dat de Kölnische Zeitung geen onzin ver koopt is, dat onlangs van het Departement van Oorlog eene circulaire is verschenen, waarin gewaarschuwd werd, niet de hand te lichten met het aanstellen van kader. Deze aanschrij ving inoet toch zeker haar ontstaan te danken hebben aan het feit, dat het de aandacht getrokken heeft, dat het tegen woordige kader veel te wenschen overlaat, en men in vre desnaam zich bij voorkeur met minder, maar deugdzamer kader voorloopig moet behelpen, in het Wijdend vooruitzicht wellicht, dat men het ontbrekende kader, door het intreden van een gunstiger toestand in Atjeh, later- langzamerhand hoopt aan te vullen door bruikbaarder elementen. Ziedaar de toestand zonder overdrijving, maar naar waar heid geschetst. Wij wenschen niet medeplichtig te worden aan het bestendigen daarvan. Nog kan men ons niets verwijten. Alles is het gevolg van force majeure, doordat wij onvoorbe reid een bloedige oorlog zijn begonnen te voeren, dien wij daarenboven door afwisselende politieke inzichten hebben verlengd. Die oorlog heeft het leger uitgeput. Laten wij dit niet ontkennen, maar streng onzen plicht doen en, met inspanning van alle krachten, de nadeelen daarvan zoo spoedig mogelijk trachten te doen verdwijnen, om tevens met de opge dane ondervinding rekening te houden. Laten wij ons geene illusiën maken, dat de toestand niet zoo ongunstig is, want dan treffen ons later verwijten. Men zal dan in tijden van tegenspoed ons beschuldigen, ontrouwe en onbekwame diena ren te zijn geweest. Gelukkig dan wanneer de nagalmen der stemmen uit het leger nog in de ooren der machtheb bers klinken, en wij, ofschoon geknakt, maar mot opgeheven hoofd hun kunnen toevoegen: Hoort gij die wegstervende klanken Het zijn de stemmen der roependen in de woestijn geweest. Laten wj ons niet gevoelig toonen over kritiek, al komt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 544