- 534
die ook uit vreemde bron tot ons. Laten wij eerlijk onder
zoeken of' zij waarheid bevat. Men kan, door zonder ani
mositeit, de -publieke zaak publiek te behandelen, hen slechts
dienen, die in het belang van het leger werkzaam wenschen
te zijn, en tevens is het een prikkel voor hen, die met groote
macht bekleed, hunne betrekking als sinecure zouden wen
schen te beschouweu en mochten denkenaprès moi le delu
ge. Zij kunnen op deze wijze herinnerd worden aan do groote
verantwoordelijkheid, welke op hen rust en wij hen behoeden
voor indommelen.
Neen! geene verkeerde gevoeligheid. Wij ook zijn indach
tig aan de woorden van Victor Hugo.
Sachons du moins, veillant aux gloires paternelles,
Garder de tout affront, jalouses sentinelles
Les armures de nos aïeux.
Maar daarop werpt de Kölnisclie Zeitung ook geene smet
en zouden wij dat ook niet dulden. Zij kon weten welke
diepe wonden een zelf 'gelukkig gevoerde oorlog slaat en is
misschien daardoor nog meer verwonderd dan wij, dat het
Indische leger met zooveel gebrekkiger middelen nog zooveel
verrichten kan. E11 dat verdient ook achting, maar kan
voor ons geene reden zijn om den bestaanden toestand te
ontkennen of te verheerlijken.
Wij laten thans onze lezers oordeelen in hoeverre uit de
hier gegeven beschrijving blijkt, dat de toestand van het
Indische leger al dan niet dringend verbetering eischt. Wij wen
schen door die voorbeelden de overtuiging te doen ontstaan,
dat het noodig is, dat men met krachtige hand en naar een
vast plan aan het werk ga.
Wanneer wij b. v. den Kapitein De Wijs van den Generalen
staf, in zijne kritiek naar aanleiding van Borel's „Indische bri
gade," eveneens hooren beweren, dat de rust voor het In
dische leger niet noodzakelijk, noch gewenscht is, dan kunnen
wij huiveren bij de gedachte, wat de gevolgen kunnen zijn
wanneer men in het kabinet van Z. E. den Legerkomman-
dant nog niet genoeg doordrongen is van de noodzakelijkheid,
dat het leger nieuwe veerkracht, nieuwe vastheid behoeft.