551 - in de richting A. D. den grond te naderen en valt, in de le sec. ongeveer 5 M tot a, 2° sneller en wel ongeveer 15 M tot b, 3e met steeds grootere snelheid '25 M tot c, enz." Nog daargelaten,dat de lezer niet weet hoé de S. aan deze getallen komt, en ook al denkt hij er over na, wel nooit tot de conclusie zal geraken, dat de ruimten, die de kogel doorloopt in opvolgende seconden, toenemen in reden van de oneven getal len, weshalve de S. hem dit met een paar woorden had moe ten mededeelen, kan de lezer ook het overige onmogelijk begrij pen om de eenvoudige redendat de S. vergeten heeftop den voorgrond te stellen, dat hij een kogel beschouwt, waarop alleen de zwaartekracht werkt. Alleen wanneer buskruit- gassen buiten rekening worden gelatenzal de kogel achter eenvolgens in a. b. en c. komen. Op bladz. 16. staat: „Wij zien dus dat de grootte van de ruimte, waardoor de kogel valt, met elke seconde toeneemt;" dit is onjuist. De ruimte, waardoor de kogel valt, d. i. de onbegrensde ruim te, blijft altijd even groot; de S. had behooren zeggen: „de ruimten, die de kogel doorloopt, enz." Eenige regels lager lezen wij„Deze baan zou krommer zijn als de kogel min der snelheid had." Ieder nadenkend lezer gevoelt, dat er hier eene leemte bestaat; want hij heeft reeds vernomen, dat een kogel, waaraan geene snelheid is medegedeeld in vooruitgaande richting, recht naar beneden valt, zoodra hij niet meer ondersteund wordt. Op bladz. 17 treffen wij een paar zeer slordig gestelde volzinnen aan: „Hoe zou echter zulk een druk mogelijk zijn" (de S. spreekt hier over den druk, dien wij bij wind of storm voelen) „als de lucht niet een lichaam was, dat zich beweegt en zich op zulk eene wijze liet waarnemen? Wij zien verder dagelijks windmo lens in beweging gebracht en schepen tegen den weerstand van het water in, voortgedreven, en dat kan toch slechts door een lichaam geschieden, dat tegen de wieken van den molen of de zeilen van het schip drukt. Dat lichaam is echter de lucht, al schijnt zij voor onze oogen geen bepaald lichaam te zijn." Op bladz. 18, regel 14 v. o. staat: „en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1879 | | pagina 562