552
daar do buskruitgassen slechts eens op den kogel werken, is
hot duidelijk, dat de eens .daarvan ontvangen kracht altijd
meer vermindert, enz," S. verwart hier -weer kracht en snel
heid; niet de krachtdie houdt reeds op te werken als het pro
jectiel de monding verlaat, maar de door haar aan den kogel
medegedeelde snelheid vermindert. Water en lucht zijn beter
onderling te vergelijken dan zand en luchtdaarom hadden
we bij de bespreking van den weerstand, dien de lucht
biedt, liever het werpen van een steen in het water dan het
steken van een stok in eene hoop zand aangehaald gezien.
Daarbij zou dan tevens vermeld hebben moeten worden, dat
de weerstand van het water veel grooter is dan die van de
lucht. Het bewijs op bladz. 19 van het aangevoerde, dat
de lucht door warmte uitzet, is ver van afdoende. De warme
lucht stroomt naar huiten door het bovenste gedeelte dei-
opening de koude lucht stroomt naar binnen door het
onderste gedeelte, maar, zegt de lezer dit bewijst nog
niet, dat de lucht door warmte uitzet. Dit geheele voor
beeld, met de teekening van de deur en de kaars er bij,
had S. gerust kunnen weglatende op bladz. 20 voorko
mende proef met de „gewone varkensblaasis voldoende om
S's stelling te bewijzen. Op bladz. 20 lezen wij„Zooals
wij gezien hebben, wordt de voortdrijvende kracht door den
weerstand der lucht altijd meer verzwakt; de voorwaartsche
beweging van den kogel wordt voortdurend langzamer,
tot eindelijk de kracht van hot buskruit ophoudt te werken,
enz." Weder verwart de S. kracht en snelheid. De voort
drijvende kracht van het buskruit heeft snelheid teweeg
gebracht en daarna opgehouden te bestaan. Wij zijn het met
den S. niet eens (bladz. 26) dat de kogel zich vooruitbeweegt,
omdat hij draaien moet; het omgekeerde heeft plaats; de ko
gel draait, omdat hij zich ten gevolge van de voortdrijvende
kracht der buskruitgassen moet vooruitbewegen. Verder zegt
de S: „Door de trekken wordt dus aan den kogel de draaiende
beweging medegedeeld, waardoor hij eene grootere trefkans
bezit, enz Of dit laatste den lezer duidelijk zal zijn, be
twijfelen wij zeer. Waarom de S. op bladz. 27 vermeldt, dat,