555
verleden wijzen en met trots de namen vermelden der wak
kere mannen, die door hunne onvermoeide en belanglooze
pogingen de vcrceniging hcbhcn kunnen brengen op het zoo
hooge standpunt, dat zij in Nederlandsch-Indië en bij ons
Leger in 't bijzonder inneemt. Het nobile officium van het
Roode Kruis dwingt eerbied af. Aan hen, die deze vereeni-
ging vertegenwoordigenzij ook thans weder de hulde ge
bracht van het orgaan voor het Nederl andsch-Ind i sehe leger.
De verrichtingen van het Roode Kruis stemden ook in het
afgeloopen jaar overeen met die in vorige jaren en bepaalden
zich hoofdzakelijk tot het verzenden van versnaperingen, lec
tuur en gezelschapspelen naar Atjeh en de verschillende hos
pitalen en reconvalescentengestichten, voor zooveel daarin lij
ders werden verpleegd, die van Atjeh herwaarts waren geë
vacueerd; terwijl het Centraal Comité in Nederlandsch-Indië
voornamelijk van zijne gedelegeerden bij de land- en zeemacht
in Atjeh als van de directeuren der hospitalen en reconvales
centengestichten, daar waar het dien steun behoefde, eene
steeds even bereidvaardige medewerking ondervond.
Voor de toezending van het hierboven aangekondigde Ver
slag betuigt de Redactie van dit tijdschrift aan het Comité
haren bijzonderen dank.
Open Brief aan Markus, naar aanlei
ding van zijn woord over het korps
Mariniers: „Waar moeten wij heen?",
door een Marinier. Amsterdam, de
firma R. C. Meijer, 1879.
In mijne repliek aan den Kapitein der Mariniers Van Braam
Houckgeest [zie Indisch Militair Tijdschrift jaargang 1878]
dacht ik van het korps Mariniers te kunnen voorstellen een korps
marine-infant,erie en artilleriete gebruiken a, in Nederland,
zoo als nu [ook voor de kustverdediging]; b, op de oorlog
schepen als tegenwoordig, overal en voor marine-landingsdi-
visiën; c, als bezetting van onze "VVest-Indische koloniën, ter
vervanging van de zich daar bevindende en uit infanterie en