556
artillerie bestaande landmacht; en d, als Indische brigade.
De schrijver van de hier aangekondigde brochure zegt naar aan
leiding daarvan: „Die zoo ijverige, zoo flinke officier [Van
Braam Houckgeest] gaf zich reeds de moeite aan te toonen
[zie Nieuwe Militaire Spectator en Indisch Militair Tijd
schrift van 1878] dat de denkbeelden van Monitor over deze
aangelegenheid minder ter uitvoering ge wenscht schijnen."
Wat had de Kapitein Van Braam Houckgeest dan wel gezegd?
„Toen ik begon met het schrijven mijner bovengenoemde
brochure [„De Mariniers te Atjeh." 1875] kwam het denk
beeld bij mij op, dat de detacheering der mariniers bij het
Indische leger aanleiding zou kunnen geven tot dezelfde her
vorming als nu door den schrijver [Monitor'] werd bedoeld.
Ik heb toen getracht dat denkbeeld eenigszins uit te werken
en stelde daarbij o. a. op den voorgrond: wanneer het korps
mariniers wordt hervormd tot eene Indische brigade, zal liet
als korps mariniers verdwijnen
De schrijver van de hier aangekondigde brochure wil het
korps mariniers organiseeren in 1 depótkompagnie7 veld-
kompagniënsteeds kant en klaar om ook naar Oost en
West uit te rukken, en 3 kompagniën geëmbarkeerdenge
vestigd te AmsterdamRotterdamen Willemsoord. Dat
gereorganiseerde korps moet: 1° het West-Indische leger ver
vangen; 2° de maritieme etablissementen in Indië bewaken
en daar eene reserve vormen; 3° enz. Naar aanleiding van
de denkbeelden van dien schrijver, liet zich de Kapitein Van
Braam Houckgeest in Februari van dit jaar navolgenderwijze
hooren.
Het woordonlangs door Markus over liet korps mariniers gesproken,
heeft bij de officieren van dat korps weerklank gevonden, zooals dan
ook trouwens met eenigen grond mocht verwacht worden.
Een ongenoemd officier der mariniers, volgens zijne opgave niet tot
de jongeren belioorende, heeft bij de firma R. C. Meijer, te Amsterdam,
eene brochure uitgegeven, tot welk werk hij door Markus' woord aan
gespoord werd.
De toon van den schrijver is bitterdat mij op 's mans standpunt niet
onverklaarbaar voorkomt, en als hij dien toon aanslaat is hij daarbij
het orgaan van velen zijner kameraden. Zooals hij zegt, beschouwt hij
in het algemeen de zaken als optimist.
In hooge mate pessimist toont hij zich echter, waar hij de toekomst der
mariniers bespreekt. Toch ook op dit gebied is hij hoewel pertinent
het tegendeel verklarende plus royaliste que le roi, Men oordeele: