557
Het korps mariniers lieeft niets te wachten van den minister van ko
loniën, noch van den minister van marine, noch van de volksvertegen
woordiging, noch van de natie, en toch wordt aan het slot de verwach
ting uitgesproken dat er weldra eene brigade koninklijke mariniers moge
verrijzen! Den jongeren officieren wordt aangeraden bij het Indische
leger over te gaan, den ouderen zich maar ten spoedigste te voegen
naar sleur en „slendergeest!"
Heen, brave makker, duizendmaal neen, gij hebt evenmin als ik het
vertrouwen in de toekomst volkomen verloren. Neen, uw lust is zoo min
als de mijne verflauwd, en ge toont dat overtuigend aan door uwe pen-
nevrucht. Waartoe zou ze dienen in eene hopelooze zaak?
Ge vraagt mij wat me noopt om telkens weer met mijne denkbeelden
voor den dag te komenniettegenstaande ze gemeenlijk met onverschil
ligheid worden ontvangen Ge hebt het gezegd, ik deed dat uit een
gevoel van plicht en zelden of nooit had ik andere voldoeningdan die
ik in eigen gemoed vond.
Langzamerhand zou dan ook mijne pen ter ruste gaan, maar nu ik
in u en in Markus strijdbare medestanders heb gevonden, wordt ze op
nieuw en met animo ter hand genomen. In hoofdzaak bestaat tusschen
u en hem en mij geen verschil van meening. Kom, dan nog eens gezamenlijk
den strijd opgenomen en getoond, dat in ons offleierskorps althans nog
gedacht en gewerkt wordt, al schijnt dat werk ook noodeloos cn onvrucht
baar. Zonder strijd geen overwinning, al is ook met dien strijd ik
geef het u gewonnen de kans op de overwinning gering.
Yan de bedoelde brochure stip ik hier alleen nog maar aan, dat ze
geschreven is in ronde en loyale taal, zooals men die mag verwachten
van een fink officier, die hart heeft voor zijn wapenvoor zijn vaderland.
Een der geuite denkbeelden heeft echter zoodanig le mérite de l'a
propos, dat ik daarbij een oogenblik langer wil stilstaan.
Ons korps, sedert jaren lijdende aan de kwaal van onvoltalligheid, zal
weldra zijne gelederen gevuld zien. Men schijnt voornemens te zijn als
dan de werving niet te sluiten, maar tot een uitbreiding over te gaan.
Als naar gewoonte zijn de gemaakte plannen met de grootste geheim
zinnigheid omgeven en we tasten dus nog gedeeltelijk in het duister,
hoezeer dan ook het niet sluiten der werving schijnt vast te staan.
Nu vind ik in de brochure een plan van reorganisatie aangeg'even,
dat mij onder de gegeven omstandigheden uitnemend voorkomt.
Yan de zeven compagnieën, a 273 man, en de depotcompagniewaaruit
het korps thans bestaat, zouden dan gevormd kunnen worden:
1°. een depotcompagnie, nagenoeg zooals ze thans bestaat;
2°. (Yeld) compagnieën a 150 man elk.
3°. 3 compagnieën geëmbarkeerden. Deze laatste krijgen, in verband
met de behoefte der vloot aan mariniers, elk een sterkte van 350
man. Aan den wal present, bevinden zich slechts de kapitein en de ser
geant-majoor, terwijl alle geëmbarkeerde officiers en minderen daarbij
ingedeeld en geadministreerd worden.
Op die wijze wordt het korps voorloopig slechts vergroot met een
kapitein en 200 man.
Wil men daarna tot uitbreidihg overgaan voor koloniale diensten,
dan- heeft men slechts naarmate de behoefte, het aantal veld-compag-
nieën te vergrooten.
De voordeelen van deze vluchtig geschetste reorganisatie zijn talrijk.
Ze kost namelijk weinig of niets en kan 14 dagen na hare afkondiging
ingevoerd zijn. Yoor de eventueele uitbreiding van den werkkring dei-
mariniers biedt zij eene doelmatige formatie aan, terwijl al dadelijk de
betrekkelijk kleine vergrooting van personeel het korps in staat stelt
om aan de eischen der marine te voldoen, dat nu onmogelijk is.
De administratieën der compagnie wordt vereenvoudigd en de sergean
ten-majoors aan hun oorspronkelijken werkkring teruggegeven. De veld-.