51
én de Nederlandsche én de Indische defensie én hef leger
én de vloot regelende samen eigenlijk weinig regelen
en dus ook tot iveinig kunnen dienen. Ils pêchent par
la basezegt De Eoo van Alderwerelt. Ze zijn dus niet
het stelsel zelfmaar kunnen slechts bouwstoffengoede
gegevens bevatten voor eene regelingwelke noch gemaakt
moet worden. Voorloopig heeft men echter noch stukwerk,
niet iets dat geheel gereed en voor den oorlog bruikbaar is.
Waaraan is dit toe te schrijven? Zeker niet aan den
parlementairen regeeringsvorm, maar enkel en alleen aan de
uitvoerende macht, die, onder welken regeeringsvorm ook,
het stelsel van defensie moet ontwerpen, en dit nog niet
gedaan heeft.
Bij het ontwerpen van een defensiestelsel moet samen
werking bestaan tusschen de hoofden der verschillende
departementen. Die samenwerking laat echter juist tus
schen de drie voornaamste personen, de ministers van
landsverdediging (oorlog, marine, koloniën) vaak noch veel
te wenschen over. Door twee personen van gezag is ge
brek aan samenwerking geconstateerd; door Deneraal Weit-
zel na en door Majoor De Roo van Alderwerelt voor dat
hij minister van Oorlog was. Daarop dient gelet te worden.
In plaats van dat de drie ministeriën van landsverde-
diging door eene identische hand worden bestuurd, be
staat er noch altijd tusschen die drie departementen eene
dwaze en schadelijke verdeeldheid. Elk departement ijvert
uitsluitend voor zijn eigen belang, alsof daarmede alles
gewonnen ware; elk gaat zijn eigen gang en stelt zich op
het standpunt des Konings tegenover het andere depar
tement. Niet alleen dat de drie departementen zich daar
door als van elkander onafhankelijke staten beschouwen,
maar elk departement grijpt voortdurend in op het andere.
Elk heeft zijne eigene inrichtingen of instellingen van den-